ONTWERP 20 APRIL 1948 137 aantal gezinsverzorgsters ieder jaar met 5 te vermeerderen. Boven dien is het van belang, ook het internaat te subsidiëren, daar dit ge heel ten goede komt aan de gemeente Breda. De heer VAN GILS zegt, dat door de Stichting „Katholieke Gezins zorg" hulp wordt verleend waar zulks nodig is- De gezinsverzorgsters verlenen hulp om idealistische redenen en doen het werk zonder aan- ziens des persoon-s en ook de gezindte speelt geen rol- Spreker onder steunt het voorstel van de heer Verhaak- Wethouder ROMSOM kan het betoog van de heer Verhaak ten aan zien van de urgentie volledig onderschrijven. Na informatie bij de Ge meentelijke dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon is gebleken, dat door die dienst voor dit jaar 10.000.wordt verstrekt; het vorig jaar was dit 12.000Spreker is echter van mening, dat de Gezinszorg niet de taak is voor Maatschappelijk Hulpbetoon- Hierover is reeds een bijeenkomst geweest met mejuffrouw de Beukelaar. Besproken is toen, dat de maatschappelijk werksters of zij, die bij Maatschappelijk Hulp betoon aan gezinszorg doen, zouden moeten worden overgenomen. Een nadere bespreking hierover zal nog volgen. Spreker is van mening, dat de gelden, die thans door Maatschappelijk Hulpbetoon worden gevoteerd voor gezinszorg ten goede zullen moeten komen aan de Stichting „Katholieke Gezinszorg"- Het is moeilijk om thans reeds aan de wensen van de heer Verhaak tegemoet te komen, omdat Burgemeester en Wethouders nog niet voldoende tijd hebben gehad, het schrijven van Gedeputeerde Staten te bestuderen- Spreker stelt derhalve voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders terug te nemen ter nadere bestudering. Intussen zal worden getracht tot overeenstemming te geraken over de maatschappelijke werksters, zodat een afgerond plan ter tafel zal kunnen worden gebracht. Het is thans niet doenlijk om op de voorstellen van de heer Verhaak te antwoorden. De VOORZITTER begrijpt de sympathieke gevoelens van de Raad voor dit voorstel. Punt 3 is niet en punt 4 momenteel wel te verwezen lijken. Ten aanzien van punt 5 zou een begroting moeten worden ge vraagd van de inrichtingskosten- De heer VERHAAK is van mening, dat dit voorstel van Burgemeester en Wethouders beter geheel teruggenomen kan worden- Spreker acht het niet juist, dat de besprekingen gevoerd worden met mej. de Beuke laar- Deze besprekingen dienen te worden gevoerd met de Stichting Katholieke Gezinszorg, als uitvoerend orgaan. Wethouder ROMSOM antwoordt dat de Stichting Katholieke Gezins zorg deze zaak heeft overgedragen aan mej. de Beukelaar. De VOORZITTER acht het thans beter het voorstel ter nadere be studering terug te nemen- De heer JONGBLOED deel mede, dat hij er geen bezwaar tegen heeft de suppletoire subsidie ad 3400in het tekort over 1947 reeds toe te kennen. Ook met de subsidie voor 1948 ter grootte van 25°/o der kosten van het werk kan spreker accoord gaan- Hij heeft echter wel bezwaar tegen het standpunt van wethouder Romsom. Ook de Gemeente heeft een taak in deze en wel een toezichthoudende taak op de besteding van het geld. Spreker wil zich de vrijheid voorbehouden zijn standpunt ten aanzien van de punten 3, 4 en 5 nader te bepalen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1948 | | pagina 137