ONTWERP 20 APRIL 1948
139
voorziening gemeentefinanciën" nog niet door de Staten-Generaal is
aangenomen- Verwacht mag echter worden dat hierin geen ingrijpende
wijzigingen zullen worden aangebracht. In het ontwerp Oud was voor
gesteld de gemeenten, welke niet de volle belastingcapaciteit gebruik
ten met eenzelfde percentage te korten op alle uitkeringen- De Rege
ring heeft deze kortingsregeling echter teruggebracht tot de helft- Bij
de verschijning van het ontwerp Oud ging er enerzijds een zucht van
verlichting op, doch anderzijds werd de vrees geuit, dat tal van ge
meenten binnen korte tijd weer noodlijdend zouden worden, hetgeen
tot uiting kwam in de vergadering der Vereniging van Nederlandse
Gemeenten, waarin het ontwerp werd besproken. De voorgestelde be
grotingswijziging no. 31 is noodzakelijk om te voldoen aan het ver
langen van Gedeputeerde Staten die thans reeds willen weten, waar
aan de gemeenten toe zijn, indien het wetsontwerp ongewijzigd wordt
aangenomen- Uit deze wijziging blijkt, dat de post „onvoorziene uit
gaven" met ruim 461.000wordt verhoogd en gebracht op 548-000.
Er moet echter nadrukkelijk op gewezen worden, dat dit niet helemaal
juist is, omdat we genoodzaakt zijn verschillende posten op de begro
ting te verhogen en nieuwe posten daaraan toe te voegen, die belang
rijke uitgaven vorderen- Deze zijn opgenomen in de 32e begrotings
wijziging, waardoor de post „onvoorziene uitgaven" wordt terug ge
bracht tot ongeveer 175.000.Spreker wijst er op, dat de ramingen
op hoofdstuk II volgno- 6 en 7 verdwijnen. De bijdrage in de jaarwed
den van burgmeester en secretaris tot maximum 3000komt echter
terug op hoofdstuk II, de overige uitkeringen worden voortaan verant
woord op een nieuw in te stellen paragraaf 2 van Hoofdstuk XII- Aan
oude uitkeringen vervalt 878.669.64, terwijl wegens nieuwe uitkerin
gen zal worden ontvangen 1.790-500-96- De belangrijkste uitkering is
die welke gebaseerd is op het gemiddelde van de over de jaren 1939,
1940 en 1941 per inwoner ten laste der gemeente gebleven kosten voor
lager, middelbaar, voorbereidend hoger, hoger en nijverheidsonderwijs,
alsmede armenzorg- Dit gemiddelde bedraagt voor Breda 13,26274 per
inwoner zodat wegens algemene uitkering wordt geraamd 1-138-009.40-
Aanvankelijk zou dit gemiddelde lager zijn, omdat overeenkomstig het
voorstel Oud de uitgaven van de geannexeerde gemeenten over die
jaren zouden moeten worden gemengd met die van Breda, waardoor
het gemiddelde op ruim 11.per inwoner kwam. We hebben ons
echter in verbinding gesteld met Gedeputeerde Staten en de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten, welke instanties aan de Regering advies
moesten uitbrengen- Onze bezwaren werden gegrond bevonden en blij
kens het wetsontwerp kan de gemeente nu het gunstigste gemiddelde,
in dit geval het gemiddelde van Breda, aanhouden-
Een andere belangrijke uitkering is de zogenaamde belastinguitke
ring, strekkende ter aanvulling van de opbrengst, welke door de ge
meente wordt verkregen, bij een heffing van het maximale aantal-
opcenten op de grond- en personele belasting, tot een nader bij alge
mene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag- Voorlopig kan dit
bedrag worden gesteld op 11per inwoner voor de eerste 75.000 in
woners en op 14.50 per inwoner voor het daarboven gelegen aantal
inwoners- De belastinguitkering kan dan worden geraamd op 976.270 -
verminderd met 664.267wegens opbrengst der genoemde belastin
gen, zijnde 312.003
De bijzondere uitkering welke nodig is om de begroting sluitend te
maken, behoeft niet te worden geraamd, omdat Breda voor deze uit
kering niet in aanmerking komt- Deze uitkering wordt voor de tijd van
3 jaren vastgesteld, zodat Breda in de eerst volgende 3 jaren moet