16 JUNI 1948 167 sonen moet worden opgemaakt voor de benoeming van een ambte naar van de Burgerlijke Stand. De VOORZITTER zegt, dat er staat „zo mogelijk". De heer JONGBLOED zegt, dat het toch wel mogelijk zal zijn geweest. De VOORZITTER zegt, dat het hier gaat om de benoeming van een ambtenaar die in de plaats van een ander is gekomen. De heer VAN O YEN bevreemdt het dat op 1 Maart j.l. iemand uit Maastricht als opvolger van de heer Cruysen is benoemd. Spre ker vraagt zich af of hier niemand uit Breda benoembaar was. De VOORZITTER zegt, dat deze benoeming met de meeste ob jectiviteit is geschied. De zaak is eerlijk bekeken. De besten zijn er uit genomen en die zijn nog psychotechnisch getest. De beste daarvan is genomen. Tenslotte wil spreker nog opmerken, dat het een slecht Gemeen tebestuur is, dat posities zoekt om mensen te helpen. Men moet juist de beste mensen zoeken voor bepaalde posities. Hierna wordt het voorstel aangenomen. 25. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van een besluit als bedoeld in art. 36, lid 4 der Woningwet (bijlagen 1948, no. 154). Dit voorstel wordt zonder bespreking aangenomen. 26 Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot aankoop van grond nabij de Ploegstraat van de heer A. H. van der Sande (ligt ter visie in de leeskamer), De heer VAN OOSTERHOUT zegt dat de bouwcommissie de «rijs van de grond te hoog vindt. Overigens zou zij wel accoord kunnen gaan met de aankoop voor speelterrein, hoewel spreker van oordeel is dat speelterrein aldaar niet zo broodnodig is en het terrein zelf ook niet zo geschikt. De heer VAN OYEN zegt het daarmede niet eens te zijn. Hij kijkt altijd met veel plezier er naar hoe de oudere jeugd daar voet balt en de kleinere kinderen er bloempjes plukken. De heer JONGBLOED zegt dat dit stuk met opzet niet is toe gezonden teneinde geen ruchtbaarheid te geven aan de gevraagde prijs. Dit geldt voor al dergelijke stukken. Spreker is van me ning, dat wanneer men over de prijs wil praten, dit in besloten zitting dient te geschieden. De VOORZITTER zegt daartegen geen bezwaar te hebben. De heer BRINKERHOF zegt het met de heer van Oyen eens te zijn, dat het speelterrein dringend nodig is, maar hij vindt de prijs

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1948 | | pagina 167