14 JULI 1948
181
standpunt bezien, een retraite van evenzo grote betekenis als
voor de jongens van de Ambachtsschool.
Men zou daartegen wellicht kunnen opwerpen dat de kosten
voor de gemeente, indien inderdaad al die verzoeken om retraite-
bijdragen mochten inkomen, niet van doorslag gevende betekenis
zouden zijn. Althans indien die bijdragen werden berekend op basis
van het onderhavige prae-advies. Immers deze kosten bedragen
nog geen 2 dubbeltjes per leerling, aannemende dat de Minister
er toe overgaat 70% der kosten voor zijn rekening te nemen.
Echter zo mag men het, mijns inziens althans, niet bezien, doch
moet worden beoordeeld of het op de weg van de Burgerlijke
autoriteiten ligt subsidies te verlenen aan jongens, meisjes of an
dere personen, teneinde deze in de gelegenheid te stellen meerdere
kennis op te doen van hun godsdienstige levensbeschouwing cn
zich te kunnen verdiepen en verlevendigen in die godsdienstige
levensbeschouwing.
Ik heb reeds opgemerkt dat het bij mij geen twijfel lijdt, dat
het deelnemen aan een retraite, speciaal voor de jeugd, van niet
te onderschatten betekenis is, bezien zowel uit godsdienstig als uit
cultureel oogpunt. Maar ditzelfde geldt ook voor deelname aan
bedevaarten, aan processies e.d. evenzo goed als aan studiedagen
op godsdienstig terrein.
Maar naar mijne mening ligt de zorg voor het bijwonen van
retraites, of deelnemen aan bedevaarten enz. bij de Kerkelijke
autoriteiten, die dan ook, voor zover mij bekend, tot dusver nim
mer bij de Burgerlijke autoriteiten, daarvoor om steun hebben
aangeklopt. En mijns inziens zeer terecht, want dit zou tot ge
volg kunnen hebben dat de gemeente of het Rijk, bij het verlenen
van subsidies voorwaarden gaan stellen, zoals b.v. rekening en
verantwoording afleggen of bewijs leveren hoe het met de finan
ciële toestand der Inrichting is gesteld. Iets waarvoor de Ker
kelijke autoriteiten en zeer terecht, feestelijk zouden bedanken. De
zorg voor de bevordering van het zieleheil der gelovigen behoort
uitsluitend en alleen aan de Geestelijke leiders en ligt niet op de
weg van de Burgerlijke autoriteiten door het schenken van bij
dragen als in het onderhavige geval wordt gevraagd. Gevraagd,
ik moge het herhalen ik weet niet door wie, doch ik betwij
fel dat het door Geestelijke leiders is geschied.
Deze mijne bewering stemt dan ook overeen met de praktijk
v/elke althans bij de Katholieken bestaat. Deelname aan retraites,
die niet eerst van vandaag of gisteren dateren, is daar, voor on- of
minvermogenden steeds mogelijk door bijdrage uit een retraite
fonds, dat gevormd wordt door vrijwillige bijdragen van de gelo
vigen. En als zou blijken dat geen dezer 400 jongens in staat zou
den zijn, de kosten der retraite ad f 500.hetgeen neerkomt op
gemiddeld f 1,25 per leerling te betalen, dan staat het bij mij
vast dat de Geestelijke Overheid wel middelen zou weten te bera
men om niettemin al deze jongens aan de retraite te doen deel
nemen.
Mijnheer de Voorzitter, mij zou het persoonlijk spijten, indien
voor deze retraite voor 400 jongens een beroep moet worden ge
daan op een bijdrage uit de algemene kas, omdat ik er van over
tuigd ben dat het voor tal van katholieken een bittere bijsmaak
zou hebben, te moeten bedenken dat katholieke jongens ter re
traite gaan met geldelijke steun van de gehele bevolking, waar
van een deel, uit alleszins begrijpelijke overwegingen, tegen zulk