14 JULI 1948 183 en zo goed als algemeen aanvaarde overtuiging uitgesproken dat de godsdienstig zedelijke vorming het meest wezenlijke en de stevigste grondslag is van iedere persoonlijkheidsvorming. Spr. meent dan ook aan de Raad in overweging te moeten geven haar goedkeuring aan dit voorstel wel te willen verlenen. De heer BRINKERHOF merkt op, dat de heer Meys heeft ge zegd, aanvankelijk in twijfel te hebben gestaan. Spreker vindt het een gemakkelijke aanloop om tot een andere conclusie te ko men. Hij had beter bij zijn eerste indruk kunnen blijven. Spreker wil verklaren, dat, hoewel de samenwerking in de Raad met de Katholieke leden goed is te noemen, men niet moet denken, dat men nu wel iedere vergadering met alle mogelijke subsidies voor Katholieken kan komen, zonder dat dit tegenstand ondervindt. Hij wil de Katholieken waarschuwen, dat men niet door dik en dun met hen mee zal gaan. De heer DE RUITER zegt nog gaarne nader te worden inge licht, wat hier nu precies onder retraite wordt verstaan. Wethouder ROMSOM zegt, dat het in de bedoeling ligt, om ge durende 2Vs dag tijdens de vacantie door een speciale kracht een samenvatting te laten geven van het godsdienstonderricht dat ge durende een jaar is gegeven. Het wijkt dus sterk af van het idee, dat de heer Laurey er van heeft. De heer LAUREY zegt dat dan de redactie niet juist is. De vraag rijst of wc ons hier niet op een hellend vlak begeven. De heer LABAN zegt, dat als het zo moet worden opgevat ln de geest van Wethouder Bomsom, deze retraite onder het begrip godsdienstonderricht is te brengen, wat reeds door de gemeente betaald wordt. De heer TEN HOLDER meent dat men onderscheid moet maken tussen het zuivere godsdienstonderwijs, dat de gemeente moet be talen en dit sluitstuk. Het zou iets anders zijn, als het ook voor de andere gezindten zou geschieden. De heer VAN KAMPEN merkt op dat het niet juist is om te concluderen dat dit voorstel juist is omdat er toch ook reeds gods dienstonderwijs wordt gegeven. De schoolstrijd liep over de vraag of het kind aan de ouders of aan de staat behoort. De conclusie is geweest geheel vrij te moeten zijn in de keuze. Die keuze had voor de voorstanders van het bijzonder onderwijs tengevolge, dat ze duur der uit waren. Langzaam maar zeker is toen de gelijkstelling ge volgd; dat was zeer juist, maar hier gaat het te ver; we begeven ons zo op een hellend vlak, alle mogelijke aanvragen zullen er een gevolg van zijn. De heer JONGBLOED stelt de vraag waar deze retraite zal worden gehouden en of het zo is, dat niet alleen de tweede klas daarvan profiteert; is dit laatste het geval, dan vormt het toch geen sluitstuk. Spreker waarschuwt voor de consequenties voor de gemeente.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1948 | | pagina 183