20
14 JANUARI 1948
beroep gedaan op de organisaties. Dit kan rustig aan Burgemees
ter en Wethouders overgelaten worden. Men zal wel bij de organi
saties aankloppen.
Hierna wordt het voorstel aangenomen.
De VOORZITTER deelt mede nog geen antwoord te kunnen ge
ven over de honoraria voor de architecten, die zouden kunnen wor
den ingeschakeld in de stedenbouwkundige plannen. Er is naar
gevaagd, maar men heeft nog niet geantwoord. Spreker hoopt in
de volgende vergadering nadere gegevens te kunnen verschaffen.
Rondvraag.
De heer BRINKERHOF zegt het volgende:
Mijnheer de Voorzitter,
Het verbouwen van een winkelpand aan het van Coothplein
heeft de gemoederen in onze stad nogal in beweging gebracht, en
ook de Raad nam hiervan kennis, kon in deze omstandigheden
niet anders doen dan deze kwestie in de openbare vergadering
brengen om daardoor ook onze bevolking volkomen in te lichten,
en daardoor alle fantasie over dit pand tot de werkelijkheid terug
tc brengen.
Als vertegenwoordigers van onze ingezetenen hebben wij voor
hen niets te verzwijgen zolang de belangen van de stad er niet
door geschaad worden, vandaar Mijnheer de Voorzitter dat ik deze
kwestie in de Raad heb aangesneden en wie a zegt moet dan ook
b zeggen, want het antwoord dat ik op het a zeggen ontving, be
vredigde de Raad en mij ook niet.
Het spijt mij echter dat het volledige antwoord eerst thans be
kend is geworden en dat dat niet eerder is geschied toen we nog
onder onze vorige Burgemeester bijeen kwamen, daar het voor U
moeilijk zal zijn hierop een afdoend antwoord te geven.
Mijnheer de Voorzitter op mijn destijds gestelde vraag of Bur
gemeester en Wethouders op de hoogte waren gesteld wat daar
in het pand verbouwd werd gezien de grote hoeveelheden bouwma
terialen die daar verbruikt worden enz. enz. kreeg ik tot antwoord:
„Daar wordt niet meer verbruikt dan strikt noodzakelijk is, mocht
er meer verbouwd worden dan is toegestaan, dan zal dat moeten
worden afgebroken, het pand heeft van het ingebruik nemen door
de militairen zeer veel geleden en dat moet weer in orde worden
gebracht.".
Dat was zo ongeveer het antwoord dat de Raad destijds ge
kregen heeft. U zult het van mij kunnen billijken dat ik met dat
antwoord niet tevreden mocht zijn, gehoord de fantast verhalen
die in de stad de ronde deden. Ik vroeg daarop of Burgemeester
en Wethouders wilden mededelen wat er dan in dat pand verbouwd
is geworden. Hierop bleven Burgemeester en Wethouders het ant
woord schuldig en we hoorden er niets meer van. In de vergade
ring van 17 December j.l. heb ik wederom gevraagd volledig te
mogen worden ingelicht omtrent deze verbouwing, door overleg
ging van het advies van Openbare Werken. De Bouwcomm. heeft
nu deze week die inzage gekregen, waarvoor ik U dank zeg.
Mijnheer de Voorzitter, het is nog al een lijvig stuk geworden
en ik zal de Raad niet vermoeien met alles voor te lezen, maar