210
6 SEPTEMBER 1948
de aanwezigheid van vertegenwoordigers uit alle geledingen van
het Nederlandse volk. Men za.g er o.a. leden van rechterlijke macht,
van het corps diplomatique, van leger en vloot, oorlogsverminkten,
dames in keurige toiletten en een wonderlijke groep vertegenwoor
digers van de volkeren van Indonesië op hun muiltjes en gehuld
in kleurrijke sarongs. Het geheel was zeer indrukwekkend.
Ma.ar, en U zult dit ongetwijfeld met mij ondervonden hebben,
minstens even diepe indruk heeft op mij gemaakt de eenvoudige
ceremonie, waarbij H.M. Koningin Wilhelmina 2 dagen geleden
met enkele, door eenvoud ontroerende woorden afstand van de
troon heeft gedaan.
Ik stond op het bordes van het stadhuis en luisterde naar de
met luidsprekers verspreide radioreportage. Voor mij lag de op
dat ogenblik zeer rustige stad. En een zekere beklemming over
viel mij; een beklemming, omdat in deze, in zo vele opzichten, on
zekere tijden Moeder ons verliet; een beklemming van wat heen
ging en om wat komen kan.
Te spreken over de oude Koningin Wilhelmina en over de nieu
we Koningin Juliana zou mij er gemakkelijk toe kunnen brengen
uit te wijden over de betekenis van het Huis van Nassau voor deze
gemeente en daarbij terug te gaan tot oude tijden, toen roemruch
te vertegenwoordigers van dit oude geslacht Breda tot residentie
nadden. Ik heb dit echter dezer dagen reeds op een andere plaats
uitvoerig mogen doen en zal mij dus thans beperken.
Er zit symboliek in het feit, dat Uwe raad aanstonds kransen
zal gaan leggen op de graven van enkele dezer voorvaderen, zoals
Engelbregt I, die in 1404 heer van Stad en Land van Breda werd,
van Jan van Polanen, Jan VI en Engelbregt II, alsmede van Hen
drik III en René van Chalon. Wij betreuren het zeer dat door toe
vallige omstandigheden de grafkelder der Nassaus elders gebouwd
is, want wie zich in de geschiedenis van Breda verdiept, zal be
merken hoeveel onze stad aan de Nassaus te danken heeft en hoe
veelzijdig het contact geweest is.
De grote monumenten, als K.M.A., Grote Toren, Valkenberg en
Beggijnhof, zijn door hen gesticht.
Uw Raad, zowel als het dagelijks Eestuur, zijn zich de groots
heid van die tijd volkomen bewust en dit geschiedkundig gebeu
ren leeft nog voor U. Dit bleek onlangs, toen U een voorstel werd
voorgelegd om een gedeelte van ons Valkenberg op te offeren. Het
was U toen allen duidelijk, dat hier grote voorzichtigheid geboden
v/as. Dat het hier ging om heilige grond, waarop de grote Nassau-
vorsten indertijd gewandeld hebben. Slechts moeizaam hebt gij
toen tot een besluit kunnen komen. Ook het College van Burge
meester en Wethouders heeft dit begrepen en is slechts na zorg
vuldige overweging tot zijn voorstellen gerijpt.
Het zij mij vergund, thans nog enige woorden te wijden aan
het koningschap in het algemeen. De opvattingen daarover zijn in
de loop der jaren wel zeer gewijzigd. Ook in Nederland. Maar nim
mer v/as in ons land het Koningschap een reden tot strijd tussen
vorst en volk. Steeds heeft het Koningschap hier op de bres gestaan
voor de vrijheid van het volk.
Willem I de grondlegger van deze vrijheid heeft nooit de
Kroon voor zich begeerd, al heeft de geschiedenis gewild, dat deze
later toch in zijn geslacht zou komen. Eerst na de Franse tijd is
Nederland tot het Koningschap overgegaan. De strijd om de macht,
zoals die elders gewoed heeft, was toen reeds uitgestreden. Onder