226 14 September 1948 leend wordt onder beding dat het lerarenhonorarium niet meer dan f 5.per lesuur mag bedragen. Wethouder STRUYCKEN antwoordt, dat de stichting vrij is in het bepalen van het honorarium, doch dat bij het berekenen van de gemeentelijke subsidie een bedrag van f 5.per lesuur aange houden wordt. De heer JONGBLOED vraagt, of het niet gewenst is, dat indien de stichting „Avond-Lyceum" een noodlijdend instituut mocht wor den en indien een subsidie van 75% der tekorten wordt verstrekt, dan meer medezeggingschap verkregen dient te worden. Spreker vraagt zich af of de belangstelling wel zo groot zal blijven en of de cursus succes zal opleveren. Spreker zou daarom graag het volgende jaar het gehele vraagstuk nog eens onder ogen willen zien. Hij vraagt of de stichting cultureel van zo groot belang is, dat dergelijke financiële offers gerechtvaardigd zijn. Wethouder STRUYCKEN antwoordt, dat deze stichting door haar eerste moelijke jaren heen geholpen dient te worden, zodat het noodzakelijk is de gang van zaken gedurende een paar jaar aan te zien. Hierna wordt het voorstel aangenomen met weglating van de beperkende bepaling, dat voor het leraren-honorarium niet meer zal worden vergoed dan max. f 5.per lesuur. De VOORZITTER zegt voor de jongelui nog een lans te willen breken, daar de jongens, die in militaire dienst zijn geweest, nog een kans moeten krijgen. Ook voor leergierige mensen, die in hun jeugd de gelegenheid om te studeren misten, is nu de kans geko men. Spreker zou deze studies dan ook ernstig willen aanraden. Later zien de mensen, welke fatale gevolgen het niet studeren in hun jeugd heeft gehad. Van degene, die studeert, groeit een mens met breder ontwikkeling. Het Avond Lyceum is van grote beteke nis, omdat het de weg opent naar de Universiteit. Deze mogelijk heid is de kans voor de rijpere jeugd en moet dan ook hartelijk aanbevolen worden. De heer JONGBLOED zegt dezelfde mening toegedaan te zijn. De heer SCHIJEN zegt, dat zijn assistent die het M.U.L.O.- diploma bezat, door avondstudie met succes staatsexamen heeft afgelegd, zodat hij thans aan de Landbouw Hogeschool te Wage- ningen studeert. De heer DE RUITER vraagt of het niet gewenst is om door middel van een publicatie in de pers de bevolking van de moge lijkheden op de hogte te stellen. De heer VAN EGERAAT merkt op, dat een dergelijke studie nogal duur is en vraagt of hiertegen geen maatregelen getroffen kunnen worden. De VOORZITTER antwoordt, dat, indien iemand er zich iets voor wil ontzeggen, deze factor geen bezwaar oplevert.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1948 | | pagina 226