24
14 JANUARI 1948
De heer MEIJERS zegt het volgende:
Mijnheer de Voorzitter,
Ik meen het volgende onder de aandacht van Burgemeester en
Wethouders te moeten brengen:
1. Ongeveer een jaar geleden werd door de heer v. d. Kleij
gewezen op de slechte toestand waarin verkeert het metsel- en
smeedwerk aangebracht om een boom, staande Prins Hendrik
straathoek Gaffelstraat.
Het betreft hier een boom geplant bij gelegenheid van het 25-
jarig regeringsjubileum van H. M. de Koningin, althans voor
enige tijd waren nog aanwezig een schildje, voorstellende een
borstbeeld van H.M. en een schildje met de jaartallen 1898-1923.
Oorspronkelijk moet het een goed stuk metsel- en smeedwerk
zijn geweest. Grondig herstel is nodig of wel gehele afbraak.
2. Destijds is na vernieling van de Duivelsbrug (Boslaan)
een noodbrug aangebracht. Deze brug ontsiert de mooie omgeving
ter plaatse en wordt een gevaar voor het verkeer. Daar in de toe
komst de aanleg van een vaste brug nodig is, zou ik Burgemeester
en Wethouders willen verzoeken zodra mogelijk tot de gewenste
vernieuwing tc doen overgaan.
3. Op het Marktveldje te Ginneken staat een stenen pomp (mo
gelijk een monumentaal stuk) omgeven door vier bomen. Het ge
heel is slecht onderhouden en vormt geen fraai aanzicht.
In aanmerking nemende, dat op dit pleintje vooral in de zomer
maanden veel vreemdelingen komen, wil ik Burgemeester en Wet
houders in overweging geven, de toestand ter plaatse eens te doen
opnemen en te doen nagaan welke verbeteringen kunnen worden
aangebracht.
4. Verder wil ik er op wijzen, dat in de gemeente verschillende
straten, pleintjes en plantsoentjes of slecht zijn onderhouden öf
verwaarloosd. Wij moeten het op prijs stellen dat veel gedaan
is en wordt voor verfraaiing van sommige stadsgedeelten; doch
zulks mag niet gepaard gaan met verwaarlozing van andere ge
deelten. Met enige arbeid door geschikte mensen en zonder kosten
van enige betekenis zou hier reeds veel (zeer veel) bereikt kun
nen worden. Alzo met enige verbetering gevolgd door behoorlijk
onderhoud.
Verwaarlozing gaat gepaard met verval en ontneemt de om
wonenden levensvreugde en respect voor naaste omgeving.
De heer DE RUITER vraagt of over het voorstel betreffende
de tennisbanen de Sportraad is gehoord, wat toch zeker dienstig
was geweest.
De VOORZITTER zegt: „Voor zover mij bekend, niet."
De heer DE RUITER zegt, na hetgeen over de kwestie van de
K.M.A. in de pers heeft gestaan, nog wel nadere mededelingen te
hebben verwacht.
De VOORZITTER zegt, dat er nog geen reactie van de Minister
gekomen is. Wel kan hij mededelen, dat de onderhandelingen op een
prettige wijze worden gevoerd.
De heer JONGBLOED vraagt de aandacht voor het opknappen