1 DECEMBER 1948 291 gemeester en Wethouders is teleurstellend en ik had op z'n minst gehoopt, dat uit dit antwoord zou blijken, dat het althans de kleinst mogelijke meerderheid in het College van Burgemeester en Wethouders is geweest, die het oude en m.i. verouderde standpunt handhaaft, dat niet alleen mannen en vrouwen, maar zelfs de man en de vrouw, die samen gehuwd zijn, in het zwembad zorgvuldig gescheiden moeten worden gehouden. Ik had die hoop geput uit het feit, dat de voorzitter van het College meerdere malen te kennen heeft gegeven, dat men naar zijn mening voorzichtig moet zijn met het uitvaardigen van verboden en dat men door alles aan banden te leggen het menselijk leven niet in bepaalde banen kan leiden. Het is niet mijn bedoeling om over dit punt bij deze be groting uitvoerig te discussiëren en ik wil daarom volstaan met nog eens uitdrukkelijk te zeggen, dat het mij en andere leden van mijn fractie er om te doen is, dat z.g. familiebaden worden toege staan, al zou ik het toejuichen, dat gemengd zwemmen in club verband eveneens mogelijk werd gemaakt. Een ander punt, dat van geheel andere aard is en in het teken van de publieke belangstelling staat is de kwestie Valkenberg. Dit punt heeft ons allen en U niet het minst, Mijnheer de Voorzitter, in het achterliggende jaar veel zorgen gebaard en nog weten we niet hoe het in feite worden zal. Ook hierover zal ik kort zijn en mij tot de opmerking bepalen, dat ik nog altijd hoop heb, dat de omstandigheden er toe zullen leiden, dat het Valkenberg in zijn tegenwoordige toestand gehandhaafd kan blijven en dat men deze zaak moet blijven bezien in het complex van belangen, die daar mede verband houden, zodat de medewerking, die de Raad uit eindelijk nog zal moeten verlenen naar mijn mening staat of valt met het verkrijgen van volledige genoegdoening ten aanzien van de voorwaarden, die aan de afstand van een gedeelte van het Val kenberg verbonden zijn. De Raad zal te zijner tijd voor een soort gelijke beslissing komen te staan wanneer het al of niet dempen van de Haven aan de orde komt. Het heeft mij min of meer ver wonderd, dat het College te dien aanzien blijkbaar reeds zijn standpunt heeft bepaald. Moeilijk kan worden ontkend, dat drin gend behoefte bestaat aan bijv. meer parkeergelegenheid voor auto's in het centrum van de stad, waarvoor een gedempte haven gelegenheid zou bieden. Ook hier zijn, evenals bij het Valkenberg, belangrijke verkeersbelangen voor deze stad mee gemoeid en daarom verwondert het mij, dat waar Burgemeester en Wethou ders, inzake het Valkenberg een onbetwist stuk stadsschoon heb ben willen offeren, mede voor behartiging van verkeersbelangen, zij deze laatste achterstellen, nu het gaat om een gedeelte stads schoon van twijfelachtige waarde. Echter niet alleen daarvoor, maar vooral ook omdat ik meen dat de bestaande toestand on houdbaar is en alleen door demping een afdoende verbetering kan worden verkregen, wil ik als reactie op het standpunt van het College, dat naar behoud van de Haven zal streven, zeggen, dat ik vooralsnog dit standpunt niet kan delen. Met erkentelijkheid heb ik kennis genomen van het ruime stand punt, dat Burgemeester en Wethouders innemen ten aanzien van de woningpolitiek en de enkele cijfers, die daarbij gegeven zijn, geven ons althans enig inzicht in die politiek. Er blijven nog ver schillende vragen over en daarom zie ik met belangstelling een aparte vergadering over het uitbreidingsplan en de woningpolitiek tegemoet.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1948 | | pagina 291