1 DECEMBER 1948 295 Het algemeen belang is er ten zeerste bij gebaat, dat geen on derlinge strijd heerst, maar onderlinge samenwerking. Een vergade ring, als die bij het begin van onze zittingsjaren voorgekomen, waarin men in massa op de loop ging, kwam gelukkig niet meer voor. De heer Jongbloed behoefde waarlijk geen voor- midden- of na-nachtwacht aan te stellen om zijn partijgenoten in deze zaai te houden. De verhoudingen waren alleszins goed. Hoewel vogels van diverse pluimage en zeker niet levende uit een en dezelfde politieke belijdenis, was er bij alle verschil van mening toch die samenwerking, nodig tot vrucht voor onze gemeente. Tal van gewichtige besluiten werden genomen, en zullen ook het komende jaar wederom genomen worden. Woningbouw, scholenbouw, brug genbouw en zcveel andere zaken. Onze kleine fractie heeft, wanneer een daad gevraagd werd steeds volle medewerking van uw Raad ondervonden, hetgeen ons ten zeerste verheugt. Gedacht wordt hier aan de bouw van de bijna voltooide Koningin Julianaschool, aan de toebereidselen van het nog te bouwen nieuwe Diaconessenhuis, aan kleingoed, waarop ik hier niet verder inga, doch die, aan U, ingewijden bekend zijn. Dat de Koninklijke Militaire Academie voor Breda behouden bleef, verheugt ons eveneens, al zijn we in de verste verte geen vechtjassen, en wordt ook onzerzijds de stille verwachting nog ge koesterd, dat het Valkenberg in zijn geheel voor Breda behouden blijft. Veel werk wacht. Uw uitvoerig antwoord op het centraal rapport deed het ons zien. Tenslotte een woord van dank, namens onze fractie, aan allen, van hoog tot laag, die aan de totstandko ming van deze begroting hebben bijgedragen. Een woord van dank aan Heren notuleurs, in de uiterste linkerhoek, die met zo'n on verflauwde ijver de afgelopen perioden onze besprekingen steeds notuleerden, en waarbij slechts zelden „a slip of the pen" voor kwam. Uiteindelijk ook een woord van dank aan heren verslag gevers der plaatselijke pers, die zo nauwkeurig mogelijk hun ver slagen leverden. Met uw hooggeacht College, Mijnheer de Voorzitter, energiek de schouders onder het werk zettend tot heil der gemeente Breda, zal het waarachtig wel gaan. Ik dank U. De heer DE RUITER zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter, Toen ik verleden jaar bij de algemene beschouwingen de opmer king maakte, dat er m.i. bij de uitvoering van verschillende wer ken niet genoeg planmatigheid te bespeuren viel, is daarop van de zijde van Burgemeester en Wethouders geantwoord, dat men dit niet met mij eens was. Wel gooiden volgens uw voorganger de tijdsomstandigheden vaak roet in het eten, maar daar was nu een maal niets aan te doen. Zien we nu wat er sindsdien is tot stand gekomen, dan zijn de tijdsomstandigheden onze gemeente wel zeer ongunstig gezind ge weest. Van wat in onze stad al sedert jaren als zeer urgent op het programma staat is nog slechts zeer weinig gereed of in uit voering. In de allereerste plaats de woningbouw. De toestand in dit opzicht werd door U mijnheer de voorzitter, in deze Raad meermalen zorgwekkend genoemd en met recht. Niet alleen, dat de bouw en de afwerking van de aanbestede woningen ten zeerste stagneert, maar ook de vooruitzichten zijn hier wel uiterst droevig. Als we zien, dat op de rijksbegroting voor 1949

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1948 | | pagina 295