1 DECEMBER 1948 303 Gezien deze verhouding is het doen van investeringen nauwelijks mogelijk, toch moet ook hiermede rekening worden gehouden, wil len wij de achterstand, die er op verschillend terrein is, niet ver groten. Direct rendabele investeringen zijn hiervan natuurlijk uitgezon derd, maar ook hierop moet weer een uitzondering gemaakt wor den, vooral in verband met het sociale probleem der woningbouw. Verder mag bij de beoordeling der begrotingspositie niet worden vergeten, dat de uitgaven voor maatschappelijke steun laag zijn. Zou onverhoopt een daling van de lijn van het economisch leven plaats hebben, dan moet rekening gehouden worden ten eerste met een lagere belastingopbrengst en ten tweede met verhoogde uit gaven voor uit te voeren werken. Ik ben van mening dat investeringen niet uit conjunctuur hoge inkomsten mogen geschieden, maar dat gedeelten van deze inkom sten moeten worden gereserveerd om in tijden van laag conjunc tuur, deze depressie te bestrijden door uitvoering van werken. Het is mij bekend, dat in dit verband een wetsontwerp in voor bereiding is, waarbij de investering door de gemeente en ook de vorming van een conjunctuur reserve door de gemeente bij de wet worden geregeld. Zoals reeds bij vorige gelegenheden is medegedeeld, bedragen de oude tekorten nog f 715.000.Dekking van deze tekorten moet onze eerste zorg blijven. Bij de begroting 1949 wordt hiervan f 2'29.400.gedekt. Dat wij in staat zijn deze f 229.400.te gebruiken voor afschrij ving oude tekorten, is een gevolg van het feit, dat de uitkering uit het gemeentefonds voor 1949 met 20% kon worden verhoogd. Voor wat de woningbouw betreft kan ik het volgende mededelen. Het uitganspunt van het Rijk bij de nieuwe bijdrage regeling voor arbeiderswoningbouw door gemeente en bouwverenigingen is het ten laste nemen van het Rijk van de meerdere kosten van stichting voor zover deze het gevolg is van de oorlog. De huur wordt vastgesteld op basis van rentabiliteit der stich- tingskosten 1940. Theoretisch is dus een sluitende exploitatie opzet aanwezig. Hierbij moet echter in acht worden genomen, dat de gemeente moet zorgen voor de vorming van een reserve door een jaarlijks bedrag te reserveren van 7% der jaarhuur of ongeveer f 20.- per woning. En voorts, dat diverse van deze woningen door gebrek aan ma terialen thans in de toekomst verbetering behoeven. De investeringen, welke in de woningbouw zijn, zijn dus rendabel, behoudens de reservering van 7% en de latere verbetering. Na de bevrijding besloot uwe Raad tot de bouw van de navol gende woningen: 60 Maycrete woningen (waarvan het Rijk de stichtingskosten financiert). 79 woningen in 1946 f 9.950.000. 675 woningen in 1947 10 dubbele woningen Bouwver. Ginneken 150.000. 62 woningen 1948 950.000. 12 woningen' Bouwver. Ginneken 154.000. 4 woningen Bouwver. Volkshuisvesting 50.000. Totaal 11.254.000.—

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1948 | | pagina 303