318
1 DECEMBER 1948
Tot mijn spijt is het antwoord in de memorie van antwoord zo
summier, dat ik mij genoodzaakt acht hier thans nader op in te
gaan.
Het antwoord luidt namelijk: „Bij de algehele salarisherziening
zullen ook deze salarissen onder het oog worden genomen."
Ik wil gaarne afwachten wat het algemene Bezoldigingsbesluit
voor rijksambtenaren, waaraan de salarissen voor de gemeente
ambtenaren getoetst zullen worden, voor deze categorie zal opleve
ren, doch ik blijf van mening dat reeds lang, ook binnen het kader
van het oude bezoldigingbesluit een onrecht,, deze ambtenaren aan
gedaan, had kunnen worden hersteld.
In de loop der jaren is namelijk het volgende gebeurd: In de sa
laris-verordening 1930 gemeenteblad no. 303 waren de keurmees
ters met de technische ambtenaren 2e klasse van Openbare Wer
ken en Lichtbedrijven ondergebracht in groep 6 met een salaris
van f 2!200.- tot f 2600.-. Bij de omwerking van deze salarisrege
ling van 1936 gemeenteblad no. 637, waarin elk bedrijf onder een
afzonderlijke paragraaf werd ingedeeld (indeling van de ambtena
ren van de bedrijven) werd deze gelijkschakeling gehandhaafd.
De technische ambtenaar 2e klasse bleef n.l. hetzelfde salaris
behouden als de keurmeester, met dien verstande, dat voor beide
groepen het eindsalaris met f 100.- werd verminderd.
Bij de daarop volgende salarisherziening van 1942 gemeenteblad
no. 956, werden de salarissen wederom gescheiden, tengevolge
waarvan de salarisschaal voor keurmeesters werd f 2160f 2640,
terwijl de technische ambtenaar van Openbare Werken en Licht
bedrijven de salarisschaal f 2370.- f 2850.dus f 210.- meer
kregen dan de keurmeesters van het Openbare Slachthuis.
Bovendien werden toen voor alle ambtenaren, dus zowel bij
Openbare Werken als bij Lichtbedrijven, doch niet bij het Slacht
huis meerdere rangen ingesteld met de daaraan verbonden meer
dere promotiekansen.
Bij het Slachthuis dus géén promotiekansen, omdat er slechts
ruimte is voor één opzichter.
In 1942 begint dus het onrecht en ondanks herhaalde pogingen
om hierin verbetering te brengen, is de toestand zo gebleven.
Ik kan moeilijk aannemen dat Burgemeester en Wethouders het
een herstel van onrecht achten als men keurmeesters zonder meer
gaat bevorderen tot keurmeesters le klasse zonder dat daaraan
enige salarisverbetering verbonden is. Ik ben van mening, dat het
inzicht van Burgemeester en Wethouders in de positie van de
keurmeesters in de jaren 1930 tot 1942 meer objectief was dan in
1942.
Deze keurmeesters zijn immers ongetwijfeld technische ambte
naren en geen administratieve.
Zij moeten een grondige kennis van het slagersvak hebben en
stammen ook uit dat vak.
Naar mijn mening is er dan ook geen enkele reden om deze groep
van gemeente-ambtenaren in promotiekansen achter te stellen bij
de technische ambtenaren van Openbare Werken en Lichtbedrijven.
Vooral op de uitbreiding van de promotiekansen zou ik de na
druk willen leggen.
Het getuigt niet van werkelijkheidszin als men niet kan inzien
dat een ambtenaar meer dienstijver en initiatief zal tonen als er
in zijn ambtelijke loopbaan gelegenheid bestaat om daardoor in een
hogere rang te komen.