325
2 DECEMBER 1948
De heer MEYS merkt op naar aanleiding van hetgeen de heer
Jongbloed over gemengd zwemmen heeft gezegd, dat hij volgens
zijn katholieke beginselen daartegen is. Dit is ook voor de fractie
genoten het geval. Spr. kan niet inzien, dat de volksgezondheid zou
worden bevorderd door gemengd zwemmen. Men kan toch evengoed
baden. Het is zelfs niet onmogelijk, dat het zwemmen zou vermin
deren als men het gemengde bad weer zou toestaan, juist omdat
het Bredase publiek daar nu eenmaal tegen is. De Directie van de
zweminrichting beklaagde zich er destijds al over, dat het bezoek
tijdens de uren van het familiebad sterk terugliep. Waarschijnlijk
heeft het publiek toen zelf al aangevoeld, dat het familiebad niet
passend is. Ons bezwaar, aldus Spr. gaat niet tegen het samen
zwemmen, maar tegen het samenzijn tijdens het niet-zwemmen.
De heer DE RUITER merkt op dat het familiebad mogelijk op
enig uur minder druk bezocht kan zijn geweest, dat heeft dan ver
moedelijk aan dat uur gelegen. Een feit is, dat het tijdens het
zwemmen in clubverband altijd zeer druk was. En dat zal zeker
weer het geval zijn, als de Raad de mogelijkheid daartoe weder
openstelt.
De heer KAMPHUIS acht de argumenten van de heer Meys niet
gelukkig gekozen. De cluburen waren, naar Spr. uit eigen ervaring
weet, steeds goed bezet. En niet alleen door slechte mensen. De
clubs hebben zeker niet gevraagd om opheffing van de mogelijk
heid tot gemengd zwemmen. Nooit heeft Spr. tijdens de cluburen
een wanklank of klacht gehoord.
Mevrouw SLOT-PLATTEL verklaart, dat het vooral op de men
sen, die van elders naar Breda komen, een zeer vreemde indruk
maakt, als zij bemerken dat in de zweminrichting de dames van de
heren worden gescheiden. Persoonlijk zou zij er geen enkel bezwaar
tegen hebben, als het verbod werd opgeheven.
De heer VAN DEN EEDEN ziet het als plicht voor de overheid,
ervoor te zorgen, dat de goede zeden niet worden aangetast. Hij
is en blijft tegen het gemengd zwemmen.
Wethouder VAN HOUTEN acht het overbodig zijn standpunt
aangaande dit vraagstuk nogmaals in den brede uiteen te zetten.
Ieder weet dat hij voorstander van het familiebad is. Het Bredase
verbod blijkt ook weinig zin te hebben, want wat hier niet mag,
gaat men elders toch doen. Vooral in de vorige hete zomer heeft
men kunnen zien, dat honderden Bredanaars naar de Mark, onge
veer achter de Tuchtschool gingen om daar clandestien te zwem
men. Mannen, vrouwen en meisjes, ieder ontkleedde zich daar ach
ter een bosje en sprong te water. Dat was veel gevaarlijker want
daar was geheel geen toezicht. In het familiebad is wel toezicht
en het gevaar voor excessen is daar dan ook niet aanwezig. Het
zelfde geldt voor het sluiten van de parken na zonsondergang. Zou
men daartoe overgaan, dan zouden velen het Mastbos opzoeken.
Betreffende de opmerking van de heer Brinkerhof over de tarie
ven van het badhuis merkt Spr. op, dat de tarieven nie't zijn ver
hoogd. Het enige is, dat een verlaagd tarief is ingetrokken. Bo
vendien zal bij onderzoek blijken, dat Breda zo ongeveer het laagste
badhuistarief heeft. Tilburg, Den Bosch en Eindhoven zijn belang
rijk duurder.