329 2 DECEMBER 1948 genoegen vernomen, dat het onderzoek zich ook heeft uitgestrekt tot in de buitengemeenten, al heeft men daarmede officieel nog geen contact opgenomen. De heer MEYS vraagt of het juist is, dat een patriciërshuis in de Veemarkt, dat ruim genoeg is om een vijftal gezinnen woon ruimte te verschaffen, zal worden bestemd tot confectiefabriek. Spr. zou dat ten zeerste betreuren. De heer VAN OYEN herinnert eraan, over deze kwestie in een vorige vergadering reeds een vraag te hebben gesteld. Ook Spr. is van mening, dat het prijsgeven van een zo goede woonruimte wel zeer te betreuren is. De heer TEN HOLDER verklaart niemand te benijden die tot taak heeft mede te werken aan het vraagstuk van de woningnood. Deze taak is n.l. wel zeer zwaar en plaatselijk is het vraagstuk vrijwel onoplosbaar. Spr. komt uit de aard zijner betrekking meer malen in aanraking met het Woningnoodbureau. Bij alle waarde ring voor het daar verrichte werk meent Spr. echter ook te moe ten opmerken, dat er gerechtvaardigde klachten zijn. De belang rijkste daarvan is wel het blijkbaar niet kunnen of willen rekening houden met subtieler gevoelens en verhoudingen. Spr. licht dit met een voorbeeld toe. Het is wel begrijpelijk, dat mensen met gevoe lige zenuwen niet zijn opgewassen tegen de waarlijk zeer zware taak, maar dat neemt toch niet weg, dat speciaal bij de behande ling van woningnoodzaken zeer veel takt noodzakelijk is. Met de neiging tot hakken met de grove bijl komt men niet tot goede oplossingen. De heer BRINKERHOF vraagt, naar aanleiding van post 756 (betr. het verbeteren en splitsen van woningen) of de mogelijkhe den, welke hier voor het publiek liggen, wel voldoende algemeen bekend zijn. Zou het geen aanbeveling verdienen, deze regeling nog eens duidelijk in de couranten te publiceren? De heer KAMPHUIS vraagt bij post 757 (kosten van de bouw- politie) welke instantie oordeelt over het gebruik van reclame- vlakten. De heer VAN DEN EEDEN sluit zich gaarne aan bij de opmer king van de heer Brinkerhof betreffende de regeling voor woning verbetering op rijkskosten. Ook Spr. acht het gewenst aan deze regeling grotere bekendheid te geven. Het Woningnoodbureau heeft inderdaad een zeer zware taak. Maar de beslissingen zijn niet altijd juist. Ook Spr. geeft daarvan enkele voorbeelden. Zou het geen aanbeveling verdienen, een Com missie van advies in te stellen, welke de pijnlijke gevallen nog eens afzonderlijk bestudeert? Speciaal zou aan deze commissie kunnen worden opgedragen na te gaan, of een woning, welke iemand door het Woningnoodbureau wordt toegewezen voor hem inderdaad re delijkerwijs wel geschikt is. Voorts heeft Spr. de indruk, dat voor bepaalde wijken van de stad een speciale selectie bij de toewijzing van woningen wordt toegepast. Toegegeven kan worden, dat selectie nuttig en nodig kan zijn, maar te ver doorgevoerde selectie lijkt toch wel in strijd met de wijkgedachte.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1948 | | pagina 329