341
2 DECEMBER 1948
De heer JONGBLOED erkent, dat dit de zaak wel gemakkelijker
te aanvaarden maakt. Spr. verzoekt echter deze zaak, mocht on
verhoopt het rijkssubsidie niet worden verleend, opnieuw aan de
Raad voor te leggen. Door het weghalen van de Middelbare Meis
jesschool uit Roosendaal heeft Breda zich wel een zware last op
de hals gehaald.
Wethouder STRUYCKEN antwoordt hierop, dat het niet aan
wezig zijn van een meisjesschool in Breda als een groot gemis
werd gevoeld. Het streven naar een zo volledig mogelijk aantal
schooltypen heeft ertoe geleid ook deze vorm van onderwijs naar
onze stad te lokken. Voor Breda kan dat niet anders dan gunstig
zijn.
De heer VERHAAK deelt nog mede, dat het aantal leerlin
gen, waarom het hier gaat ongeveer 550 is. De onderbouw is het
lyceum. Na twee jaar gemeenschappelijke onderbouw worden de
leerlingen gesplitst in groepen voor Lyceum en Meisjesschool.
Thans is het aantal leerlingen van de Meisjesschool nog gering
ongeveer 40 omdat er nog pas twee klassen zijn.
De heer JONGBLOED heeft voor 1949 geen bezwaar tegen de
gevraagde subsidies, doch acht de last wel zwaar voor de gemeente.
Hij verzoekt deze kwestie zorgvuldig in het oog te houden.
De heer COSIJN zegt naar aanleiding van paragraaf 15 (Nij-
erheidsonderwijs) het volgende:
Mijnheer de Voorzitter,
Het antwoord van Burgemeester en Wethouders op het centraal
rapport, waarin door mij werd gevraagd de 2'-jarige cursus aan
de Ambachtsschool om te zetten in een 3-jarige, heeft mij niet
geheel bevredigd.
Wij weten allen de moeilijkheden, die daaraan verbonden zijn,
terwijl de richtlijnen in deze worden aangegeven door het Rijk.
Ik behoef U hier, Mijnheer de Voorzitter niet nader uiteen te
zetten, dat, willen wij uit onze armoede, die tengevolge van de
wereldoorlog over ons land gekomen is, geraken, wij ons zullen
moeten beijveren in alle takken van onze industrie meer productie
te leveren.
Dit punt is door de Minister van Economische Zaken, alsmede
door de Minister van Financiën tijdens de debatten in de Tweede
Kamer wel zeer op de voorgrond geplaatst.
Wij zullen meer moeten gaan exporteren en in verband met de
industrialisatie, vooral in de zuidelijke provincies van ons land,
mede in verband met het opensluiten van de grenzen der Benelux-
landen, zal het in de toekomst meer dan noodzakelijk zijn, dat wij
goede en goedkope producten kunnen leveren, om de concurrentie
het hoofd te kunnen bieden.
Wij kunnen die meerdere en vooral betere productie niet verkrij
gen uitsluitend door ons machinepark zo goed mogelijk te herstel
len en daar waar nodig te vernieuwen, maar zal hierbij veel af
hangen van de geschooldheid der arbeiders, die in de verschillende
bedrijven werkzaam zijn.
Het is m.i. daarom dringend nodig, dat onze toekomstige wer
kers in deze bedrijven een goede en grondige scholing ontvangen.