343 2 DECEMBER 1948 ruimte voldoende was. Er is echter sedert veel veranderd. Onder de leiding van de nieuwe directeur is de school niet alleen heter georganiseerd, maar ook gegroeid. Het aantal vakken is groter geworden en de geest in de school is ook geheel veranderd. Wie de school enige jaren niet bezocht heeft, zal werkelijk verbaasd staan over hetgeen daar bereikt is. Spr. heeft reeds enige tijd de bedoeling de raadsleden tot een bezoek aan de school uit te no digen. Het moment daartoe blijkt nu gekomen. Binnenkort kunnen de heren dan ook een uitnodiging tot het maken van een excursie naar de Ambachtsschool verwachten. Getracht zal worden het ogenblik daarvoor zo te kiezen, dat de school geheel in werking is. Het zal de leden dan duidelijk worden, dat er voor de tegenwoor dige ambachtsschool maar één woord kan gelden: „prima". Daar om zou het College van Burgemeester en Wethouders ook nog gaarne de uitbreiding tot een driejarige cursus zien tot stand komen. De VOORZITTER verheugt zich zeer over deze goede gang van zaken en brengt daarvoor hulde aan de Directeur en zijn uitste kend lerarencorps. De bloei van het ambachtsonderwijs acht hij van het grootste belang. De heer VAN EGERAAT verklaart, dat het betoog van de Voorzitter betreffende de vorming van de schooljeugd hem uit het hart gegrepen is. Misschien is de stille terechtwijzing aan de M.U.L.O.-onderwijzers niet geheel juist. Op vele M.U.L.O.-scholen wordt wel propaganda voor het ambachtsonderwijs gemaakt. De VOORZITTER wil gaarne erkennen, dat er ook onder de onderwijzers tegenwoordig velen zijn, die deze zaken juist zien, en dat de fout ook heel vaak bij de ouders ligt. Toch heeft Spr. de overtuiging, dat de verhoudingen wel anders zouden zijn, als de tegenwoordige U.L.O. schoolbesturen zelf een ambachtsschool ex ploiteerden. Men mag in geen geval het ambachtsonderwijs als minderwaardig zien. Juist ook voor het vakonderwijs is intellect nodig. De heer JONGBLOED verzoekt de verslagen van de verschil lende verenigingen, welke op cultureel gebied werken en door de gemeente worden gesubsidieerd, aan de Raad ter inzage over te leggen. De heer SPRANGERS is van mening, dat een subsidie van f 2200,- voor de tien plaatselijke muziekverenigingen wel erg laag is. En vooral als men bedenkt dat deze verenigingen, die proberen het leven voor velen op een juiste manier te veraangenamen en ook bij feesten de gemeenschap vele diensten bewijzen, dikwijls nog noodlijdend zijn. Bovendien acht Spr. het juister niet voor leder concert een vast bedrag beschikbaar te stellen, doch een vergoeding naar prestatie uit te keren. De heer BREKELMANS kan de opmerkingen van de heer Sprangers beamen. Echter moet men dit niet zo opvatten, dat de overheid verplicht is de tekorten van de noodlijdende verenigingen op te vangen. Het behoort zo te zijn, dat alleen de vereniging die iets goeds presteert, voor subsidie in aanmerking komt en de ge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1948 | | pagina 343