360
22 DECEMBER 1948
De heer BREKELMANS wil graag weten, waarom de voorzitter
zich geremd voelt.
De VOORZITTER antwoordt zich geremd te weten, omdat hij
niet voldoende bouwvolume toegewezen krijgt.
De heer BREKELMANS zegt, dat de voorzitter in de begro-
tingsvergadering mededeelde niet genoeg bouwmaterialen te ont
vangen. Spreker vraagt of er een norm bestaat, dat een gemeente
toewijzing krijgt, al naar gelang ze getroffen is.
De VOORZITTER antwoordt, dat men vlak na de oorlog nog
wel wat gedaan kon krijgen. Het was toen gemakkelijker dan nu.
De gemeente zit in een windstilte. Spreker zegt slechts tegen dichte
deuren te lopen. Als de gemeente maar bouwvolume krijgt, dan
krijgt ze genoeg. Iedere maand moet aan 50 tot 60 personen onder
dak verschaft worden. Maar ook deze capaciteit raakt uitgeput.
Men moet maar eens aan de doktoren vragen hoe de situatie is.
Hij voelt zich als een man die papieren plannen maakt. Spreker
wenst echter geen plannensmid te worden zonder iets tot stand te
brengen.
Bouwen is „het" probleem, waarbij alle andere problemen ver
bleken.
De heer DE RUITER denkt, dat de bezwaren van de heer Jong
bloed ontstaan zijn uit het feit, dat de Minister lid van de Partij
van de Arbeid is. Het lijkt spreker niet ondienstig een protest te
laten horen.
De VOORZITTER vraagt de heer de Ruiter de politiek buiten
deze kwestie te laten. Iedere minister heeft zijn zorgen. Het is be
ter de geesten rijp te maken voor de oplossing van de kwestie.
De heer BREKELMANS zegt, dat er dus volgens de voorzitter
wel een mogelijkheid is om te bouwen.
De VOORZITTER antwoordt, dat zulks het geval is, indien de
gemeente bouwvolume krijgt.
De heer BREKELMANS vraagt of het verbod dus voort komt
uit de gedachte, dat de situatie niet zo benauwend is.
De VOORZITTER antwoord, dat hij niemand wil beschuldigen.
Hij poogt slechts een uiteenzetting te geven van de situatie. Vroe
ger was alles gedecentraliseerd. De huidige centralisatie is mis
schien nodig, het gevolg is echter dat initiatief en vrije beweging
niets meer te zeggen hebben.
De heer BREKELMANS zegt, dat men dus de neiging heeft
daarvoor iemand verantwoordelijk te stellen.
De VOORZITTER antwoordt ontkennend.
De heer JONGBLOED zegt met de voorzitter te willen medewer
ken. Hij legt er de nadruk op, dat hij aan het zenden van een pro
test niets in de weg wil leggen. Spreker wil echter een critisch
woord van de voorzitter weerleggen. Dit doet hij niet, omdat de