woonlijk is, die remt.. Het rapport Ubink betekent voor het gemeente-personeel een loonsverlaging, ofschoon het College aan een verlaging niet denkt. Burgemeester en Wethouders wil len de lonen op hetzelfde peil houden. Hij is van mening dat in dit geval het financiële bezwaar op zij gezet dient te worden. Hij acht het een plicht, dat de positie van het eigen personeel bezien wordt. De gemeente beschikt reeds over enige stelposten. Spreker weet echter niet hoe groot deze stelpost over 1948 is, doch indien deze posten niet toereikend zouden zijn, dan behoort de opbouwtoelage toch verleend te worden. Derhalve verzoekt spreker met nadruk toestemming van de Raad, aangezien deze zaak vóór vele andere zaken gaat. De Voorzitter zegt aanvankelijk ook geschrokken te zijn van het grote bedrag. De heer van den Berg acht het verlenen van deze toelage niet juist tegenover het vrije bedrijf. Hij zegt, dat er in Breda een fabriek is, waar het personeel 0,02 te veel uitbetaald kreeg. Dit teveel moest evenwel weer van het loon ingehouden worden. Spreker is van oordeel, dat er scheve verhoudingen ontstaan, indien een dergelijke toelage verstrekt wordt. Wethouder Homsom zegt, dat het College een bedrag van 10$ der jaarwedde aangehouden heeft, ofschoon de opbouwtoelage varieert van 10$ tot 20$. Deze toelage geldt voor een jaar. Br is ge legenheid geweest de toelage te krijgen voor 1946 en 1947 en voor Breda ook nog voor 1945. Spreker vindt deze toelage billijk, omdat er door het personeel veel werk verzet is, zonder dat de overuren in rekening zijn ge bracht. Met 10$ aan te houden is de gemeente zeer bescheiden, waardoor de kans bestaat, dat dit pogen de goedkeuring ver krijgt. Hier ontstaat dus geen scheve verhouding. In het vrije bedrijf werken de arbeiders in accoordloon, waardoor zij zich een hoger loon kunnen verwerven. Daartegenover staat, dat zulks voor de gemeentewerklieden uitgesloten is. De heer van G-ils zegt zich met het voorstel te kunnen verenigen omdat het personeel vele overuren gemaakt heeft. De heer Jonker is niet geschrokken van het grote bedrag. Hij heeft de overtuiging, dat het voorstel financieel verantwoord is. Derhalve heeft hij geen bezwaar tegen deze uitkering. Spreker vraagt of als grondslag voor de uitkering wordt aange houden het personeel, dat in 1946 in dienst was. Ben deel van - 4 -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1948 | | pagina 397