18 FEBRUARI 1948
51
De VOORZITTER zegt dat Burgemeester en Wethouders ook
tot die bevinding zijn gekomen.
40. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het benoe
men van 2 leden in de comissie ex. art. 8 v. d. Woonruimtewet 1947
(Bijlagen 1948, no. 53).
De VOORZITTER zegt dat het hier op de eerste plaats gaat
over het benoemen van een stemgerechtigd lid, dat de plaats zal
gaan vervullen van de heer van den Eeden. Door de Commissie is
hiervoor aanbevolen de heer Neijens. De heer Meijs beveelt de heer
van Swol aan. De heer van den Eeden zegt dat aan deze kwestie
een geschiedenis is verbonden, welke hij even wil vertellen.
Toen Burgemeester en Wethouders voornemens waren een voor
stel aan de Raad te doen tot het samenstellen van een Commissie
ex artikel 8 der woonruimtewet 1947, hebben zij aan verschillende
instanties personen ter aanbeveling gevraagd onder meer is dit ge
schied aan de Bouwvereniging St Joseph. Deze heeft toen een aan
beveling ingediend met als nummer 1 spreker en als no. 2 de heer
Neijens. Spreker wil hierbij opmerken dat dit door toevallige om
standigheden is geschied. Het was de bedoeling geweest de heer
Neijens. Spreker wil hierbij opmerken, dat dit door toevallige om-
door de Raad gekozen maar is door ziekte nimmer in staat geweest
de vergaderingen van de Commissie bij te wonen.
Spreker heeft om deze en nog andere reden ontslag genomen en
wil thans gaarne de heer Neijens aanbevelen.
Hierna wordt tot stemming overgegaan.
Uit de gehouden stemming blijkt, dat 12 stemmen zijn ""uitge
bracht op de heer Neijens en 18 op de heer van Swol, zodat de heer
van Swol benoemd is.
De VOORZITTER vraagt of de heer van Swol zijn benoeming
aanneemt waarop deze bevestigend antwoordt.
De VOORZITTER vraagt of de Raad zich ook kan verenigen
met het tweede gedeelte van het voorstel, n.l. de benoeming van
de gemeente-secretaris als adviserend lid.
Dit voorstel wordt aangenomen.
De heer DE RUITER zegt over dit voorstel, dat nu is afgedaan,
niet meer het woord te verlangen, maar nog wel gaarne iets wil
zeggen ten aanzien van de werkwijze van het woningnoodbureau.
Spreker heeft al zo dikwijls gevraagd hoe het staat met de in
ventarisatie van de woningen. Hij heeft nog de indruk dat daaraan
nog niet veel is gedaan. Uit de toelichting van het pas aangeno
men voorstel blijkt, dat de Commissie ook nog niet erg tevreden
is over de werkwijze aldaar.
De VOORZITTER merkt op dat de betrokken zinssnede daar
niet op slaat, maar dat de Commissie er behoefte aan gevoelt om
inzake vorderingen beide partijen te horen en daarom gaarne na
dere inlichtingen zal ontvangen van een ambtenaar van het wo
ningnoodbureau tijdens haar vergaderingen. Wat de inventarisatie
betreft moet spreker opmerken, dat dit een geweldig werk is,
waarvan de voordelen ook nog maar problematisch zijn. Hoe een-