52
18 FEBRUARI 1948
voudig is het niet om bij woningopname de controleurs een rad
voor de ogen te draaien. Daarbij komt nog dat het woningnood
bureau de gemeente toch al een f 60.000 kost, terwijl er bovendien
nog veel overwerk wordt gemaakt.
De heer DE RUITER merkt op, dat dit een heel ander geluid is
dan hij tot nu toe heeft vernomen. Er is maar steeds gezegd, dat
er aan gewerkt werd. Toch acht spreker het een absoluut noodza
kelijk iets, men kan toch slecht woonruimte gaan verdelen, als
men niet weet welke woonruimte er beschikbaar is.
De VOORZITTER zegt, dat het een verschrikkelijk werk is.
De heer DE RUITER merkt op, dat er bij een niet aanwezig
zijn van een inventarisatie veel te luk raak gevorderd wordt. De
kleine pandjes neemt men en naar grote herenhuizen kijkt men
niet om.
De VOORZITTER zegt het beter te vinden de discussie hierover
te staken. De woningnood is een ontzaggelijk moeilijk probleem, er
wordt zoveel mogelijk gedaan om de zaak zo goed mogelijk te re-
organiseren. Het moet even groeien.
De heer DE RUITER zegt dat dit niet wegneemt, dat dit een
zeer urgent probleem blijft.
41. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op de door
enkele raadsleden ingediende amandementen op de verordeningen
ex art. 4 en 7 van de Woonruimtewet 1947. (Bijlagen 1948, no. 29).
De heer JONGBLOED zegt bij z'n voorstel te willen blijven dat
van beslissingen van het woningnoodbureau waarbij iemand die
kan ruilen, die ruil niet wordt toegestaan, beroep moet open staan
op de Commissie.
De Directeur van het Woningnoodbureau vervult de taak, welke
feitelijk is opgedragen aan Burgemeester en Wethouders. Hierin
schuilt natuurlijk gevaar en nu wordt er wel opgemerkt, dat be
trokkenen, wanneer zij menen onjuist behandeld te zijn, zich tot
Burgemeester en Wethouders kunnen wenden, maar spreker acht
het veel eenvoudiger, dat zij bij de Commissie in beroep kunnen
gaan. Verder kan spreker zich aansluiten bij hetgeen de heer de
Ruiter heeft opgemerkt over de inventarisatie. Er zit thans geen
systeem in de vorderingen en dit kan toch nooit goed zijn, en nu
merkt de voorzitter wel op, dat het zo'n groot probleem is, maar
daartegenover staat, dat het voor de bevolking wel zo belangrijk
is, dat we er aan moeten doen wat we kunnen.
Het woningnoodbureau kan er toch ook slechts belang bij heb
ben, dat dergelijke zaken ook door de Commissie worden bezien.
Spreker meent dan ook bij zijn voorstel te moeten blijven.
De VOORZITTER merkt op, dat het niet duidelijk is, wat de heer
Jongbloed precies bedoeld aangezien hij aanvankelijk in zijn amen
dement heeft gesproken over weigering van een vergunning wan
neer men een bereidverklaring heeft en hij thans alleen over ruil
spreekt.