17 MAART 1948
67
De heer KRAMERS merkt op, dat deze zaak reeds lang aan
hangig is. Burgemeester en Wethouders hebben indertijd een aan
bod gedaan en spreker is blij, dat zij thans een aanbod gestand
doen al vindt spreker het jammer, dat het zo lang heeft geduurd.
Ook spreker voelt iets voor het argument van ruilobject, maar
daar staat hier tegenover, dat het voor een gevestigde zaak zeer
moeilijk is een ander even goed pand te vinden. Spreker zal dan
ook zijn stem aan het voorstel geven.
De VOORZITTER merkt op, dat de mening van de Bouwcom
missie mogelijk niet geheel juist is weergegeven, maar dat vindt
wel zijn oorzaak in het feit, dat de Commissie toen zij daar ter
plaatse is geweest wel wat vaag was in haar oordeel en er nadien
geen vergadering is geweest, waarin de mening scherp is omschre
ven.
De heer BRINKERHOF zegt dat de heer Laurey een pleidooi
heeft gehouden voor de heer Elsevier. Spreker heeft geen enkel
belang bij deze zaak, hij beziet alleen het algemeen belang en
spreekt op grond daarvan zijn oordeel uit. Wat de heer Kramers
zegt over het ruilobject is inderdaad waar, maar het is nu eenmaal
zo, dat het gemeentebelang gaat boven het persoonlijk belang.
Inderdaad hangt bij verhuur van jaar tot jaar de mogelijkheid
van eruit te moeten boven zijn hoofd.
De heer LAUREY zegt dat de opmerking van de heer Brinker
hof de indruk zou kunnen vestigen, dat spreker wel enig belang
heeft bij deze zaak. Spreker verklaart echter uitdrukkelijk, dat
dit niet het geval is, hij geeft louter weer, wat een deskundige
hem gezegd heeft.
De heer KRAMERS zegt, dat bij huur van jaar tot jaar de heer
Elsevier ook risico loopt, maar deze wijze van verhuren is bij de
gemeente de gewoonte, zonder dat de bedoeling voor zit iemand
er uit te zetten. Als het gebruikt wordt als ruilobject is het on
mogelijk in de buurt plotseling iets anders te vinden. Spreker
meent niet te hoeven te verklaren, dat hij toch in geen geval be
langhebbende is, daar het hier gaat over een slijter wat spreker
toch zelf ook is.
De heer JONGBLOED zegt hier twee meningen tegenover elkaar
te horen, het meeste voelt hij nog voor de mening van de heer Brin
kerhof, maar spreker zou nu toch ook wel graag, de argumenten
van Burgemeester en Wethouders hiertegenover willen horen.
De VOORZITTER zegt dat Burgemeester en Wethouders ook
niet zo hard er voor zijn om dit pand te verkopen vooral niet nu
de behoefte aan het hebben aan een ruilobject groter is geworden,
maar het is nu eenmaal zo, dat Burgemeester en Wethouders een
maal een toezegging hebben gedaan en die willen ze gestand doen.
Over deze zaak kan nog lang worden gepraat en daarom gelooft
spreker, dat het het beste is, om tot stemming over te gaan.
De heer VAN OOSTERHOUT zegt het inderdaad zo te zien, dat
als het zijn huis was, hij het niet zou verkopen. Wat de opmer
king van de heer Kramers betreft, zou spreker willen zeggen, dat