6
14 JANÜARI 1948
Door een hogere raming der ondernemingsbelasting kon het te
kort op de begroting 1947 zodanig worden verlaagd, dat de ge
meente niet meer als noodlijdend moet worden beschouwd.
De financiële toestand der gemeente is gezond te noemen, het
geen reeds blijkt uit het feit, dat het ons bijna gelukt is om op
eigen krachten tot een sluitende begroting te komen. Bovendien is
de gemiddelde schuld per inwoner, zowel de totale als de niet-ren-
dabele, ver beneden het gemiddelde voor alle gemeenten en zeer
ver beneden het gemiddelde van de groep der gemeenten, waartoe
Breda behoort.
De schuld zal echter in de naaste toekomst stijgen in verband
met de vele werken, welke in uitvoering zijn en waarvan de kos
ten door middel van geldleningen moet worden gedekt. Voor de
uitvoering van Openbare Werken, zoals bestratingen, rioleringen,
bruggenbouw enz. werd in 1947 een crediet verleend van in totaal
ruim 1 millioen gulden.
Op het gebied van het onderwijs moet gememoreerd worden de
oprichting van de Katholieke Middelbaar Technische school, welke
voorlopig voor enkele praktijklessen is ondergebracht in de ge
bouwen der gemeentelijke ambachtsschool en voor de theorieles
sen in het patronaat in Ginneken.
Vermelding verdient ook de oprichting van een meisjesafdeling
van het O.L. Vrouwe Lyceum.
Voorts is met een 18-tal andere gemeenten een gemeenschappe
lijke regeling ten behoeve van de verzorging van zwakzinnigen
tot stand gekomen.
In verband hiermede zal, zodra zulks mogelijk is, worden over
gegaan tot de bouw van een nieuwe school voor zwakzinnige jon
gens, ter vervanging van de bestaande St. Janschool voor b.l.o.
Moeizame onderhandelingen werden dit jaar gevoerd ter ver
betering van salarissen en lonen van het personeel in dienst der
gemeente. Dat het resultaat nog lang niet bevredigend is, zult U
met mij eens zijn.
De problemen samenhangend met de jeugd, culturele verzorging
en de sport hadden regelmatig de aandacht. De verslagen van de
Jeugdraad, de Culturele Werkgemeenschap en de Sportraad zul
len U spoedig bereiken.
Onvolledig en zeer summier waren dit enige feiten, welke bij
een terugblik over 1947 in de herinnering kwamen.
Tot slot nog een cijfer: Ongeveer 1200 Bredase jongens zijn in
militaire dienst. Ongeveer 500 van hen zijn als oorlogsvrijwilliger
gegaan. De meeste van hen zullen in 1948 terugkeren.
Een elftal van hen zal echter nimmer hun moederland meer zien.
Hun nagedachtenis zij hier nogmaals geëerd.
Ik moge deze beknopte uiteenzetting eindigen met de wens, dat
Gods zegen op onze gemeenschappelijke arbeid moge rusten.
De Heer SPRANGERS zegt het volgende:
Mijnheer de Voorzitter,
Het is een goede gewoonte hier in Breda, dat de Voorzitter bij
de eerste zitting in het nieuwe jaar de leden zijn gelukwensen aan
bied daarbij een blik slaat in het verleden en 'sRaads steun en
medewerking vraagt voor het werkprogramma in de komende pe
riode.
Een even goede gewoonte is het geworden dat het oudste lid
in jaren van antwoord dient en daarbij Mijnheer de Voorzitter