70
17 MAART 1948
vorm van een obligatie. De Amsterdamse Bank zal toch ook wel
een borgstelling willen verlenen van f 1000.-, dat is toch veel een
voudiger. De Bank in Oosterhout kent de persoon in kwestie en
kan voor zich gemakkelijk de overtuiging hebben, dat deze per
soon de werkelijke eigenaar is.
Wethouder VAN HOUTEN brengt naar voren, dat het met deze
lening hoe langer hoe moeilijker gaat. Deze lening stamt nog
uit de tijd van de Spaanse Furie en de Franse tijd. Deze lening
moest in 1859 geconsolideerd worden. Over ongeveer 350 jaar zal
deze lening zijn afgelost.
Verschillende stukken zijn door overlijden van de eigenaar aan
de erfgenamen overgegaan. Het blijkt ook, dat er verschillende
niet worden opgehaald, zodat er nog wel meer kwijt zullen zijn.
We moeten hiermede uiterst voorzichtig zijn. Spreker gelooft dan
ook, dat het het beste is gedurende 30 jaar de waarborg te heb
ben in een stuk, dat minstens gelijk is aan het nominale bedrag
der obligatie.
De heer MEYS zegt, dat dit antwoord naast sprekers voorstel
afgaat, dat de lening oud is doet er weinig toe, dat is slechts oor
zaak,dat de stukken gemakkelijker verloren gaan. Dertig jaar
garantie vindt spreker ook juist, maar bij een Bankgarantie, is dat
natuurlijk ook de bedoeling.
Wethouder VAN HOUTEN merkt op, dat er overleg gepleegd
kan worden met de eigenaar.
De VOORZITTER stelt voor, het voorstel met die restrictie te
aanvaarden.
Hiertoe wordt besloten.
27. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling
van een verordening op de heffing van vermakelijkheidsbelasting
(bijlagen 1948, no. 79).
De heer MEYS zegt tegen het voorstel op zich geen bezwaaf
hebben maar wel wil hij wijzen op artikel 18, dat zegt, dat alle
ambtenaren en beambten der gemeente belastingen en der politie
verplicht zijn de overtredingen der bepalingen dezer verordening
op te sporen en van die welke te hunner kennis komen, op de eed
bij de aanvaarding hunner bediening afgelegd, procesverbaal op te
maken.
Spreker vraagt zich af, of dit artikel wel nodig is en zo ja in
deze vorm. Hebben ze die plicht niet van zelf.
De heer VAN DEN BERG merkt op, dat ingevolge artikel 3
voor sportwedstrijden slechts 20% belasting wordt geheven, maar
b.v. voor de bokssport 50%. Spreker zou de amateurswedstrijden
daarvan willen uitzonderen en ook slechts 20% daarvan laten
heffen.
De heer JONGBLOED wijst op artikel 5, 2e lid waarin is ge
regeld het terugbetalen van de belastingen aan verenigingen die
de opbrengst hebben bestemd voor een liefdadig doel. Spreker
vraagt zich af waar dat geld dan blijft.