17 MAART 1948 71 Vervolgens zegt hij het voorstel van de heer van den Berg te willen steunen, maar dat uit te willen breiden tot wielerwedstrijd den voor amateurs. De heer VAN OYEN zou iets willen opmerken wat niet als zo danig bij deze verordening hoort, maar er wel verband mede houdt. Het gaat n.l. over de opvoering van een toneelstuk. De VOORZITTER verzoekt, dat bij de rondvraag te willen doen. De heer TEN HOLDER heeft tot zijn genoegen geconstateerd, dat voor filmvoorstellingen welke worden gegeven, door Culturele ver enigingen, die uitsluitend ten doel hebben de geestelijke Volksont wikkeling te bevorderen 20% wordt geheven. Dit is nog wel niet juist, maar verder kan thans toch niet meer worden gegaan. Maar het is spreker bekend, dat er gemeenten zijn, die hebben verzocht een indeling van de films te krijgen naar de Culturele waarde. Dit zal moeten worden afgewacht. Wethouder VAN HOUTEN merkt op, dat artikel 18 opgenomen is op grond van opgedane ervaringen. Het is gebleken, dat er ver schillende dansgelegenheden waren, waar bals werden georgani seerd in strijd met de verordening. Wethouder STRUYCKEN zegt, dat dit artikel wel degelijk zin heeft teneinde moeilijkheden te voorkomen bij het opmaken van processenverbaal bij overtreding bij deze verordening. De bevoegd heid van de opsporingsambtenaren moet zijn vastgelegd. Hij meent echter dat in de tekst een vergissing is ingeslopen welke kan wor den verbeterd door het woord verplicht te veranderen in bevoegd. Overigens zou het gewenst zijn het college te machtigen de juiste tekst vast te stellen na overleg met de betrokken ambtenaar O.M. Wethouder VAN HOUTEN zegt geen bezwaar te hebben om boks- en wielerwedstrijden door amateurs lager te belasten. Men zou de stok in het midden kunnen steken en evenals voor de bios copen 35% heffen. Wat de opmerking betreft over het terugbeta len van belasting aan verenigingen, die de opbrengst bestemmen voor een liefdadig doel, moet spreker mededelen, dat vrijstelling on middellijk kan verleend worden, wanneer entreegeld beneden een bepaald bedrag blijft, maar anders moeten eerst kaartjes worden genomen van de gemeente, waarbij de belasting meteen moet wor den betaald. De enige mogelijkheid is dan de belasting later terug te geven. De heer JONGBLOED merkt op, dat volgens artikel 4 onder onzuivere opbrengst wordt verstaan, hetgeen ontvangen wordt aan toegangsgeld. Daar is de belasting toch bij inbegrepen? Wethouder STRUYCKEN zegt dat het hier op neer komt, dat ze afgeven wat ze over hebben. De heer JONGBLOED vraagt of de Commissie over de Straf verordeningen niet over deze verordening had moeten worden ge hoord. De VOORZITTER merkt op, dat deze verordening in wezen een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1948 | | pagina 71