21 APRIL 1949 107 van de zich ter kerke begevende gelovigen ondervinden, opmer ken, dat ook in zijn buurt nimmer klachten zijn geuit. In. tegen stelling daarmede zijn er wel andere gemeenten, waar het minder goed wonen is. De VOORZITTER zegt, dat vóór de oorlog ieder zijn eigen huis bouwde, doch dat tegenwoordig niemand meer zonder de Rijks bijdrage bouwt. Zulks zegt ook iets ten opzichte van het bouwen van Kerken. Zonder hulp kan er niet meer gebouwd worden. Er kunnen geen theologische disputen gevoerd worden, doch hij ge looft niet, dat de scheiding tussen Kerk en Staat zo groot is. Spreker is de Raad dankbaar, dat dit moeilijke onderwerp in vrede behandeld is kunnen worden. Hieruit blijkt wel, dat de Liefde niet uit het oog verloren is en de mening van andersdenkenden geëer biedigd wordt. De heer VAN GILS merkt op, dat de wijkgedachte in zijn paro chie uitstekend werkt. Zelfs andersdenkenden hebben zitting in besturen van verenigingen, ofschoon het overgrote deel der be woners R.K. is. De VOORZITTER antwoordt, dat alle verenigingen in een wijk te samen als resultante de wijkgedachte vormen, waardoor deze gedachte groter gezien moet worden dan afkomstig van één kerk. De heer VAN DEN BERG zegt nu vóór het prae-advies te zijn, terwijl hij er aanvankelijk tegen was. Spreker is nu vóór het prae-advies wegens de door Burgemeester en Wethouders gedane toezegging aan andere gezindten. Wat zal echter gebeuren als straks een tijdperk van laag conjunctuur inJ treedt? Zal er dan nog zo bereidwillig subsidie verstrekt worden? De VOORZITTER antwoordt, dat de Raad dan zal doen wat hij kan. Waar niet is, verliest de keizer zijn recht. De heer VAN KAMPEN merkt op, dat de toezegging, dat andersdenkenden op overeenkomstige wijze geholpen zullen wor den, hem niet verblijdt. Spreker weet zulks toch wel. Wethouder ROMSOM wil nog even terugkomen op het gezegde van de heer Jongbloed, dat het als een veeg teken beschouwd wordt, dat de R.K. Kerk niet meer zijn eigen kerken kan bouwen. Men dient zich goed te realiseren, dat in het Zuiden reeds enkele millioenen door de gelovigen bijeengebracht zijn voor de opbouw van verwoeste kerken. De nood is echter zo groot, dat het nood zakelijk is, een beroep op de Overheid te doen. g?n" mm i Zonder verdere bespreking wordt overeenkomstig het voorstel besloten, met aantekening, dat de heren Jongbloed, de Ruiter en van der Meulen geacht wensen te worden te hebben tegengestemd. 15. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het beschik baarstellen van een crediet voor uitvoering van het bestratings plan 1949. (Bijlagen 1949, no. 97.) De heer JONKER heeft geen bezwaar tegen het voorstel. Hij zou evenwel willen weten of in het ter tafel liggende voorstel het gehele bestratingsplan 1949 begrepen is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1949 | | pagina 107