19 JANUARI 1949
13
De heer JONGBLOED wil hier verder op ingaan. Hij merkt op,
dat de begrotingswijziging 1948 tot doel had de bevordering van
het ambachtsonderwijs.
De VOORZITTER zegt, dat dit een geheel andere aangelegen
heid betreft.
Wethouder VAN HOUTEN merkt op, dat door de heer Jongbloed
reeds eerder gezegd is, dat geen principiële voorstellen in begro
tingswijzigingen verwerkt dienen te zijn. Indien het College zich
daaraan houdt zal zulks geen moeilijkheden meer opleveren.
Op de agenda van 24 Januari 1948 stond de 8e begrotingswijzi
ging als agendapunt vermeld en met deze wijziging heeft de Raad
zich accoord verklaard.
De heer JONGBLOED zegt, dat het gaat om de toelage. Spreker
heeft gemeend, dat deze een gevolg is van het prae-advies van
Mei 1948. Hier is dus weer een geval, waarvan geen afzonderlijk
agendapunt gemaakt is. Spreker zal in het vervolg de begrotings
wijzigingen beter bezien om zich niet te laten beetnemen.
De VOORZITTER antwoordt, dat beetnemen geenszins de be
doeling van Burgemeester en Wethouders is geweest. Dit bedrag
is destijds volkomen in het belang van de gemeente gevoteerd en
niet onder een dekmantel gehouden.
De heer JONGBLOED is van oordeel, dat het een bijzonder ge
val betreft, omdat het hier gaat om een persoon, die de gemeente
niet gaarne zou missen. De bedoelde toelage doorkruist echter de
Rijkssalarisregeling, zodat spreker zich kan voorstellen, dat de Mi
nister zijn goedkeuring niet verleende. De Raad wil betrokkene dit
bedrag toch toekennen, omdat hij sedert korte tijd in gemeente
dienst is en een elders aangeboden betrekking niet meer kan aan
vaarden.
Derhalve wil spreker bij hoge uitzondering deze toelage verle
nen. Het prae-advies vindt hij evenwel niet juist.
De VOORZITTER meent dat de strekking van het prae-advies
wel juist is, doch dat in de tekst onjuistheden zijn geslopen.
Hij is van oordeel, dat een dergelijke toekenning slechts ter
wille van de consequenties bij hoge uitzondering dient te geschie
den.
De gelden van het van Coothfonds zijn verwerkt in de gewone
dienst van de begroting; omdat in die tijd niet bekend was, hoe dit
fonds omschreven moest worden, en geen juiste uitgaven gevonden
konden worden, werd de beslissing daarover aangehouden.
Dit heeft evenwel niets met het bedoelde bedrag te maken. In het
onderhavige voorstel had het raadsbesluit van 14 Januari 1948
aangehaald moeten worden.
Wethouder ROMSOM zegt, dat in een vergadering van de Com
missie voor het Nijverheidsonderwijs betreffende de reorganisatie
van de Ambachtsschool, de strekking van het van Coothfonds ter
sprake is gekomen.
De juiste strekking bleek onbekend te zijn. De stukken omtrent
het legaat berusten bij de gemeente-ontvanger. Het fonds geeft een