14
19 JANUARI 1949
rente van ongeveer f 10.000.-, welk bedrag in de gewone dienst van
de begroting verwerkt wordt.
Het bedoelde bedrag van f 1000.- had zijn bestemming gevonden,
zodat nog f 9000.- resteerde. Hoe dit laatste bedrag besteed zou
kunnen worden, werd de Raad medegedeeld bij het voorstel van 29
April 1948.
Spreker vertrouwt, dat de Raad zich met de strekking van het
onderhavige voorstel kan verenigen.
De VOORZITTER constateert, dat het dus nu nog slechts gaat
om de strekking van het voorstel en vraagt of de Raad zich hier
mede kan verenigen.
De heer JONGBLOED antwoordt met het voorstel bij hoge uit
zondering accoord te willen gaan.
De heer VAN OYEN kan zich met het voorstel verenigen.
Zonder verdere bespreking wordt overeenkomstig de strek
king van het voorstel besloten.
9. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op een voor
stel van het College van Curatoren over het Stedelijk Gymnasium
tot benoeming van een leraar in de wiskunde (Bijlage 1949, No. 9).
De heer VAN OYEN vraagt of de benoeming geschiedt in een
tijdelijk of in een vast dienstverband.
Wethouder STRUYCKEN zegt, dat deze geschiedt in een tijde
lijk dienstverband.
De heer VAN SWOL vraagt welke candidaten voorgedragen zijn.
De VOORZITTER zegt, dat voorgedragen zijn:
1. Dr. F. v. d. Blij;
2. Dr. R. J. Wille.
Spreker deelt mede, dat Dr. Meulenbeld tot uiterlijk 1 Maart a.s.
aan het Stedelijk gymnasium verbonden blijft.
Hierna wordt tot stemming overgegaan. Daarbij blijkt, dat 32
stemmen zijn uitgebracht op de heer Dr. F. v. d. Blij en 2 op de
heer Dr. R. J. Wille, zodat de heer Dr. F. v. d. Blij is benoemd.
10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling
van het getal wekelijkse lesuren als bedoeld in artikel 101 bis, le
lid, der L.O. wet 1920 gedurende hetwelk in 1949 vakonderwijs zal
worden gegeven aan de openbare lagere, voortgezet lagere en
U.L.O.-scholen (Bijlage 1949, No. 14).
De heer BREKELMANS merkt op, dat in een vorige vergade
ring wethouder Struycken medegedeeld heeft, dat het geven van
vakonderwijs in de lichamelijke oefening urgent was, doch dat
hiervoor voldoende plaatsruimte ontbrak.
Spreker vraagt of dit ruimtegebrek nu opgeheven is.
Wethouder STRUYCKEN antwoordt ontkennend.