19 JANUARI 1949 15 van De heer VAN O YEN vraagt naar de bedoeling van het voorstel. iden, zou n 29 het Wethouder STRUYCKEN antwoordt, dat zulks in het voorstel uiteengezet is. Het getal der wekelijkse lesuren dient evenwel overeenkomstig artikel 101 bis, le lid, der L.O.-wet 1920 vastge steld te worden. Deze vaststelling is louter als een formaliteit te beschouwen. gaat aier- uit- rek- oor- !ium 9). een |de- ajn. a.s. 32 de ng le zal en de- 'an lat Zonder verdere bespreking wordt overeenkomstig het voor stel besloten. 11. Schrijven van Burgemeester en Wethouders daarbij ter vaststelling aanbiedende de begroting voor het dienstjaar 1949 van het Oude Mannenhuis (Bijlage 1949, No. 4). De VOORZITTER stelt voor de begroting voor onderzoek in han den te stellen van een commissie, bestaande uit de heren van Oos terhout, Kamphuys en van Oyen. Dienovereenkomstig wordt besloten. 12. Schrijven van Burgemeester en Wethouders daarbij aan biedende de door Gedeputeerde Staten vastgestelde rekening der gemeente en die der takken van dienst voor het dienstjaar 1945 (Bijlagen 1949, No. 12). De VOORZITTER stelt voor dit schrijven voor kennisgeving aan te nemen. Dienovereenkomstig wordt besloten. 13. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot aanwijzing van de Dienst van Openbare Werken als tak van dienst en tot vaststelling van een beheersverordening voor die dienst (Bijlagen 1949, No. 6). De heer JONGBLOED juicht het voorstel toe. Hij wil echter op merken, dat in art. 7 van de beheersverordening voor deze dienst staat vermeld, dat alle betalingen ten laste van de tak van dienst en alle ontvangsten ten bate daarvan, geschieden door een door Burgemeester en Wethouders te benoemen kassier, terwijl in het voorstel staat, dat alle betalingen, moeten blijven geschieden door de gemeente-ontvanger op betaalstaten van het bedrijf. Spreker vraagt hierop enige toelichting. Wethouder VAN HOUTEN zet uiteen, dat de gemeentewet niet toelaat, dat inplaats van het woord „kassier", het woord „gemeente ontvanger" genoemd wordt. De gemeente-ontvanger blijft dus de kassier van het bedrijf, waarmee hij in rekening-courant staat. De kassier van het bedrijf houdt slechts een kleine kas. De heer JONGBLOED vraagt of de kassier hiervoor enige be loning ontvangt. Wethouder VAN HOUTEN antwoordt, dat hij geen beloning ont vangt, omdat deze toestand practisch reeds bestaat.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1949 | | pagina 15