176
20 JULI 1949
te keren. Spreker acht de voorgestelde bestrijdingsmethode niet
juist. De verantwoording der toelating van minderjarigen drukt
op de bioscoop-exploitant. Indien deze verantwoording geen effect
sorteert, dan ligt dit aan de exploitant.
Hiertegen over staat, dat het voor de exploitant van belang is
zoveel mogelijk entrée's te innen. Wanneer derhalve de verant
woordelijkheid van de exploitant wordt weggenomen, dan zal deze
voortaan iedereen binnen laten. Zodoende wordt aan de bedoeling
der Bioscoopwet afbreuk gedaan. Bovendien kent de Bioscoopwet
de politiedwang, waardoor de ter tafel liggende wijziging overbo
dig is. Derhalve wordt door deze wijziging de Bioscoopwet geweld
aangedaan.
Tenslotte vraagt spreker zich af of de wijziging niet in strijd
is met art. 194 der Gemeentewet.
Wethouder STRUYCKEN meent, dat de Heer Schjjen het voor
stel te somber ziet. De Bioscoopwet geeft voldoendel middelen om
het euvel tegen te gaan. Over het algemeen is er in Breda geen
reden tot klagen.
Van verschillende zijden werd evenwel aangedrongen om nog
een klem bij te zetten.
In het College van Burgemeester en Wethouders werd toen naar
voren gebracht, dat de bioscoopexploitant ingevolge de Bioscoop
wet wel verantwoordelijk gesteld kan worden, maar dat het voor
de exploitant niet altijd even gemakkelijk is het euvel ten volle te
weren. Derhalve werd het gewenst geacht, dat er een aanvulling
kwam van de middelen, die de Bioscoopwet biedt. Deze aanvulling
bestaat in het toepassen van politiedwang.
In eerste instantie blijft de verantwoordelijkheid berusten bij, de
bioscoophouder, terwijl op de tweede plaats deze verantwoordelijk
heid aangevuld wordt door de helpende hand van de politie.
De Heer SCHIJEN gelooft niet, dat het bestrijden van het euvel
op deze wijze gemakkelijker gemaakt wordt. Deze wijzigingsver
ordening sorteert het psychologisch effect, dat de bioscoopexploi
tant in het vervolg zijn handen in onschuld zal wassen, of met
andere woorden, uitsluitend de politie zal dit euvel dienen te be
strijden.
Wethouder STRUYCKEN antwoordt, dat, indien zulks het geval
is tegen de bioscoopexploitanten de maatregelen getroffen zullen
worden, die de Bioscoopwet geeft.
De Heer VAN GILS wil de noodzakelijkheid van het onderha
vige voorstel aantonen. Derhalve geeft spreker het navolgende
overzicht, waarin van diverse gemeenten het aantal toegangsbe
wijzen, dat in 1948 per inwoner verstrekt is vermeld staat.
Gemeente:
Bioscoop
Toneel
Concerten
AMSTERDAM
18.3
0.8
0.6
ROTTERDAM
9.8
0.3
0.3
's-GRAVENHAGE
18.3
0.6
0.5
UTRECHT
15.5
0.6
0.7
HAARLEM
13.5
0.4
0.7
GRONINGEN
11.2
0.3
0.7
EINDHOVEN
10.5
0.2
0.1
TILBURG
10.9
0.2
0.1
NIJMEGEN
9.8
0.7
0.2