186
29 JULI 1949
helemaal niet denkbeeldig is, dat aan andere taken op cultureel,
terrein minder zorg zou moeten worden besteed.
Niemand onzer, Mijnheer de Voorzitter, kan in de toekomst zien,
en voorspellen, wat komen zal, doch, is er over de gehele linie
op welk terrein ge U ook begeeft geen angstig vragen; vooral
ook op financieel gebied; waar loopt dit alles op uit? Hoe denkt
de culturele Commissie over dit voorstel
Reeds in vorige vergaderingen kwam: meermalen tot uiting, we
moeten omlaag bij het verlenen van subsidies. Leven we eigenlijk
thans niet min of meer boven onze stand. l
Nog dezer dagen las ik in Trouw de mededeling, dat het Rotter
dams Philharmonisch Orkest alles moet doen om het hoofd boven
water te houden. Zou dit met de overige orkesten van naam niet
even zo het geval zijn? Ik geloof, zij zijn alle min of meer nood
lijdend.
Volkomen terecht, Mijnheer de Voorzitter, zonder enig ver
trouwen in de toekomst is nimmer een grote zaak tot stand ge
komen, onze geschiedenis heeft hiervan tal van voorbeelden, en we
hebben dezer dagen nog uit de stukken bij een ingekomen verzoek
kunnen lezen tot welk uitnemend prachtig werk het particulier
initiatief in staat is; laat dit initiatief voor het muzikaalculturele
leven van onze provincie zijn prestates opvoeren, en doen zien,
waartoe zij in staat is.
Met Uw prae-advies, onze gemeentelijke schatkist gedurende 12
jaar te binden aan een zodanige uitgave als door de Stichting
Vrienden van het Brabants Orkest gevraagd wordt, mede ook van
wege de consequenties, die uit dit voorstel komen, kan ik niet mee
gaan en schaar mij aan de zijde van de kleinst mogelijke: minder
heid van Uw College, zal dus tegen het voorstel stemmen. Dank U.
De Heer VAN GILS zegt, dat volgens de uitvoerige toelichting,
die het prae-advies geeft, het voorstel dient om het culturele peil
in deze stad te verhogen. Hierbij moeten echter de financiële con
sequenties niet uit het oog verloren worden. Het subsidie, dat aan
de Stichting „Vrienden van het Brabants Orkest" in totaal ver
strekt wordt, bedraagt op zijn minst 378.000.
Vrees om dit subsidie te verstrekken, acht spreker overbodig.
Als men het orkest zal horen, dan zal blijken, dat het de kosten
ten volle waard is. Hij zou gaarne weten of de orkestleden in pen
sioengerechtigde dienst komen.
De Heer DIRVEN zegt, dat het prae-advies spreekt over een
subsidie van ƒ31.500.gedurende 12 jaren. Spreker is bang, dat
het subsidiebedrag zal stijgen naarmate het aantal musici toe
neemt. Hij wil over 12 jaren de gemeentebegroting wel eens zien.
Hij vindt het niet zo bezwaarlijk om het culturele leven te stimu
leren, doch enkele dingen doen hem huiveren.
Door het Rijk wordt onder de huidige minister een subsidie
verstrekt van 60.000.
Spreker vraagt zich af of zulks in de toekomst ook zal geschie
den. Indien dit niet het geval is, dan zal het bedrag van 60.000.
door de Provincie en de 4 grootste Brabantse gemeenten opgebracht
moeten worden.
Bovendien stelt spreker voor in de arbeidsovereenkomst met de
orkestleden een bepaling op te nemen dat geen cumulatie van
betrekkingen mag plaats vinden. Hun bestaansbron vinden ze op
de eerste plaats in hun verbintenis met het orkest en niet in het