29 JULI 1949
187
geven van bijlessen. Het zou zeer te betreuren zijn, indien daaraan
geen aandacht werd geschonken.
De Heer KAMPHUYS zegt het volgende:
Mijnheer de Voorzitter,
Nu aan de Raad heden een beslissing wordt gevraagd betreffende
het verzoek van „De vrienden van het Brabants Orkest" zou ik
allereerst willen opmerken, dat het tijdsbestek, waarin de Raad
inzage van de stukken heeft kunnen nemen wel zeer1 kort! is
geweest.
Voor een zo belangrijke en vérstrekkende overeenkomst was het
beter geweest als de Raad, evenals Burgemeester en Wethouders
heeft kunnen doen, eerst rustig deze zaak had kunnen bekijken.
Er wordt door U voorgesteld om een overeenkomst aan te gaan
voor 12 jaar, waarmede dan een bedrag van minstens 4 ton zal zijn
gemoeid alleen voor onze stad Breda. Zonder iets af te doen aan
het zeer belangrijke culturele doel dat het Brabantse Orkest zich
stelt, waarvan ook ik overtuigd ben, komt het mij toch voor dat de
tijd wel zeer slecht gekozen is om thans deze grote bedragen vast
te leggen. Daar wij de laatste gemeente zijn die over deze subsidie
zal moeten beslissen is de verantwoording voor deze Raad we}!
zeer zwaar. Dat neemt echter niet weg, Mijnheer de Voorzitter, dat
de Raad allereerst de verantwoording voor haar gemeentelijke
financiën heeft en het komt mij voor, dat de stand onzer financiën
het momenteel niet toelaat een dergelijk groot bedrag voor twaalf
jaar vast te leggen. Zal het mogelijk zijn de a.s. gemeentebegroting!
sluitend te maken? In dit verband vraag ik mij af: is het onder1
deze omstandigheden een goed financiël beheer te noemen deze
gestelde voorwaarden met het Brabantse orkest aan te gaan?
Thans wordt weer voorgesteld om 35 cent per inwoner te ver
strekken, dat klinkt misschien minder groot als het per inwoner
wordt genoemd, maar het neemt toch niet weg, dat een bedrag van
een en dertig duizend vijfhonderd gulden hier mee: gemoeid is. IJ
geeft zelf toe in Uw prae-advies, dat tal van takken op cultureel
gebied op het eigen territoir der gemeente liggen te wachten.
Ik mag in dit geval herinneren aan de zo nodige tentoonstellings
ruimte, terwijl door de Culturele Werkgemeenschap in verband
met haar diverse acties ook een ruimere subsidie zal worden gci-
viaagd, daar de sectie Jeugd dezer Culturele Werkgemeenschap
reeds bij haar bestuur een begroting heeft ingediend tot een bedrag
van, naar ik meen, tien duizend gulden. Naast het vele verdienste
lijke werk, dat thans met medewerking van de gemeente aan b.v.
gezinszorg en andere sociale diensten wordt besteed en ook in de
toekomst veel geld zal vragen, komen al deze instellingen in het
gedrang, temeer daar de inkomsten van de gemeente in verband
met de Ondernemingsbelasting b.v. minder zullen zijn dan het
vorig jaar. Ik "raag. mij af, of het onder de gegeven omstandig
heden, met voor ogen een niet sluitende begroting en de vele offers
die nog in onze gemeente gevraagd zullen worden op cultureel
terrein en op sociaal gebied, het verantwoord is om dit door Uw
College gevraagde bedrag te verstrekken. Ik ben van mening^
Mijnheer de Voorzitter, dat we dit niet kunnen doen zonder grote
schade aan de reeds eerder genoemde instellingen toe te brengen.
En nu kan de Commissaris van de Koningin in da Provincie wel
zeggen in de j.l. gehouden vergadering, dat aan deze instellingen
en haar subsidies niet zal worden geraakt, maar daar werd toch