29 JULI 1949 189 gen in de kleine gemeenten, wel uitvoerbaar is met het oog op repetities en zelfstudie van het Orkest. Wij zijn daarenboven van mening, dat de belgeleiding der koren door orkesten op voordeliger en betere wijze verzorgd kan worden door een ruimere subsidieering per concert (b.v. 4 concerten a 750.—.) Verder zijn wij zo vrij als onze vaste overtuiging uit te spreken, dat door inwilliging van het verzoek, hetgeen de gemeente jaarlijks minstens ruim 31000.00 kost, op de steeds ondervonden en ge waardeerde financiële steun van het Gemeentebestuur van Breda in de toekomst voor het culturele werk niet meer behoeft te worden gerekend en het grootste deel van dit werk in Breda dan ook zal moeten worden stopgezet. Met name vrezen wij, dat de stichting der zo broodnodige ten toonstellingsruimte weer langer zal worden uitgesteld, dat van de oprichting van volksmuziekscholen, van de sanering van de financiële toestand van de muziekschool, van een ruimer steun aan de actieve muziekbeoefening; (harmonieën en amateurs orkesten), van een ruimere subsidiering van de Culturele Werkgemeenschap in verband met haar meerdere werkzaamheden tengevolge van de nieuw opgerichte sectie Jeugd en Film en haar andere plannen niets meer zal kunnen komen. Wij zijn daarom unaniem tot het besluit gekomen Uw College te moeten adviseren een afwijzend standpunt tegenover het verzoek in te nemen. Het Bestuur der Culturele Werkgemeenschap Breda, get. onleesbaar, Voorzitter, ggt. onleesbaar, Secretaris. Afgezien van de financiële kant der transactie met het Brabants orkest ben ik van mening, dat ze met deze subsidie van de verschil lende gemeenten er nog lang niet zijn. Ik ben er nog lang niet zeker van, dat de zaak van dit orkest na de eerste opzet in kannen en kruiken is. Deskundigen zijn van mening, dat er nog vele jaren overheten zullen gaan, voordat van een behoorlijk orkest in de geest zoals we dat elders in ons land hebben, gesproken kan worden. Het blijkt nu bij de eerste opzet reeds, dat er bijna geen Brabantse musici te vinden zijn en ben ik goed ingelicht, dan wordt de kern thans reeds gevormd door musici van elders. Men doet het verder voor komen of de gewone man staat te dringgn om naar een Volks concert te komen, maar het kan Burgemeester en Wethouders toch ook bekend zijn, dat de reeds eerder hier in onze stad gehouden volksconcerten zeer weinig bezocht werden, juist door diegenen voor wie ze waren opgezet. In Brabant, zeer zeker1 in de grote steden van ons gewest, komen toch geregeld de grote orkesten uit het Noorden en ik kan mij werkelijk niet voorstellen dat er voor een Brabants orkest zo'n gjroot arbeidsveld verder zal zijn, of het moet zijn in de kleinere plaatsen, waar echter een behoorlijk beizet orkest niet kan optreden. Als men er niet in slaagt dit Brabants orkest te doen leven in de harten der Brabanders, dan zal al het geld dat daaraan word ij besteed voor niets blijken te zijn, daar wij dan gewoon in ons land een orkest er bij krijgen, zonder meer, en daaraan is volgens mijn

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1949 | | pagina 189