194 29 JULI 1949 geschiedenis der volksconcerten en jeugdconcerten leert echter, dat slechts een beperkt aantal bezoekers deze concerten bijwoont, zo dat niet de Brabanste arbeiders en de Brabantse jeugd bereikt wordt. Dit is trouwens ook niet de taak van het Brabants Orkest, maar van de plaatselijke culturele instanties, die met de bevolking con tact hebben. Deze concerten moeten vanuit een centrum gegeven worden, omdat het niet mogelijk is in alle Brabantse gemeenten op te treden. Geschiedt zulks vanuit een centrum, dan zullen deze concerten ook weer weinig bezoekers trekken, omdat men niet gaat naar de plaats van waaruit cultuur gegeven wordt. Het een en ander is dus niet zo eenvoudig als in genoemde brief van de Vrienden van het Brabants Orkest vermeld staat. Spreker ziet echter de belangrijkheid van het cultureel sociale leven in Breda duidelijk in. Het niet kunnen overzien van de financiële positie der gemeente acht hij een ernstig bezwaar. Omdat spreker niet overtuigd is van het belang van een Brabants Orkest, meent hij te moeten tegenstemmen, ofschoon het zich onthouden van stemming eigenlijk juister was. Spreker merkt tot slot op, dat hij niet tegenstemt omdat de culturele belangen van Brabant hem niet ter harte gaan. De Heer BJtlNKERHOF vindt deze vergadering, de laatste van een 3-jarige periode, zeer merkwaardig, omdat het oniderhavige agendapunt juist hierin behandeld moest worden. Spreker hadi liever gewacht tot de nieuwe Raad bijeen kwam. Deze zal toch de verantwoording moeten dragen. Spreker wil aan de eventuele voorstemmers vragen, hoe ze over het volgende probleem denken. In het prae-advies staat vermeld: Deze meerderheid verheelt zich daarbij niet, dat tal van taken op cultureel terrein op het eigen territoir der gemeente liggen 'te wachten en dat het mogelijk zou kunnen zijn, dat de financiële; toestand der gemeente zich zodanig ontwikkelt, dat de bijdrage der gemeente aan het Brabants Orkest als een twaalfjaarlijkse vaste last in aanmerking genomen aan deze taken minder zorg zou moeten worden besteed. De financiële lasten kunnen door de gemeente niet gedragen worden. Zoals de Heer Kamphuys zei, wachten nog vele projecten, zoals bijv. een gemeentelijk badhuis en een tentoonstellingsgebouw, die nu misschien in de knel komen. Daarbij komt nog dat de g(s- zondheidszorg zeker boven het culturele belang gaat. De Heer Van den Eeden heeft ook gewaarschuwd, dat de cultu rele organisaties zich niet meer zullen kunnen ontplooien. De Heer Dirven heeft terecht opgemerkt: „Wat zal er gebeuren als er een nieuwe Minister komt, die niets voelt voor het gtelven van het subsidie ad 60.000. Alle orkesten in ons land zijn noodlijdend, waarom zou dan het Brabants Orkest het niet worden De Heer Meys heeft alleen over de voordelen gesproken. Deze acht het niet uitgesloten, dat de koopkracht van het gisid groter zal worden. Deze mening zal wel niemand delen. De koopkracht van het geld zal nog meer omlaag gaan, waardoor het subsidies verhoogd zal moeten worden. Er is natuurlijk geen sprake van, dat in zo'n geval het orkest ontbonden zal worden. Heeft men eenmaal

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1949 | | pagina 194