200 29 JULI 1949 raking, waardoor hij de overtuiging heeft, dat de arbeiders dit orkest niet zullen waarderen. Zij beleven ook hun muziekcultuur in amateursverenigingen. De actieve muziekbeoefening is voor hen veel belangrijker, dan het beluisteren van een concert. Als de stichting „Vrienden van het Brabants Orkest" zulks naar voren brengt, dan vraagt spreker zich af, of er wel arbeiders in het bestuur van deze! Stichting zitten. Wethouder Struycken heeft gezegd, dat het badhuis, dat nodig is, gebouwd zal worden, doch spreker moet afwachten of zulks zal geschieden. Komt straks de begroting en worden er grote sociale lasten op de schouders der gemeente gelegd, wat zal er dan gezegd worden, als ze niet in staat zal zijn deze lasten te dragen Spreker is natuurlijk vóór culturele aangelegenheden en vóór een Brabants Orkest, indien zoveel andere zaken niet wachten. Wethouder STRUYCKEN antwoordt, dat de Heer Bodde als arbeider in het bestuur der Stichting zitting heeft. De Heer DIRVEN heeft vertrouwen in hetgeen wethouder Struycken gezegd heeft over het rijkssubsidie. Hij heeft echter geen antwoord ontvangen op zijn vraag over cumulatie van betrek kingen. Spreker is van oordeel, dat het Brabants Orkest op de eerste plaats dient te komen en dan pas de gelegenheid om lessen te geven. Hij is bang, dat onders het culturele peil van het orkest hierdoor schade ondervindt. De Heer VAN OYEN dankt voor de uiteenzettingen, doch de uiteenzetting van Wethouder Van Houten heeft hem versterkt in zijn negatieve houding. De Heer BRINKERHOF merkt op, dat de Voorzitter gezegd heeft, dat er verder geen consequenties aan het prae-advieis ver bonden zijn. Spreker vraagt of de toegangsprijs, die van 0.50 tot ƒ1.50 zal variëren, vast staat. Wethouder STRUYCKEN antwoordt, dat de prijs ook minder kan zijn. De Heer BRINKERHOF merkt op, dat een prijs van 50 cent het maximum is, dat een arbeider voor een concert kan betalen. Na het betoog van wethouder Struycken en de Voorzitter komt spreker tot de conclusie, dat niet alleen de wethouder van Finan ciën doch het gehele College de financiële verantwoording draagt. Hij acht het van grote waarde, dat de meerderheid van het Col-; lege vóór het prae-advies is. De Heer VAN DEN EEDEN vindt de uiteenzetting van wet houder Van Houten zeer reëel en die van wethouder Struycken ideël. Toch heeft wethouder Struycken zijn bezwaren voor het grootste gedeelte weggenomen, zodat hij zijn stem aan het prae- advies zal geven. De Heer MEYS brengt nog naar voren, dat door dit prae-advies niet alleen de mogelijkheid zal bestaan om van kostelijke muziek

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1949 | | pagina 200