07 OCTOBER 1949
31Ö
bouwvoorschotten vérstrekte tegen annuïteit. Zulks was voor de
Gemeente gunstiger, omdat daardoor grote rentevergoedingen bij
het begin der leningen vermeden werden.
Wethouder VAN HOUTEN antwoordt, dat dit inderdaad het
geval was. De situatie ligt momenteel echter geheel anders. Tegen
woordig berekent men een rendabel en een onrendabel gedeelte.
Het onrendabele deel wordt over 10 a 15 jaar door het Rijk ver
goed. In die tijd zijn dus grote bedragen te verwachten.
De heer VAN DEN EEDEN zegt, dat het voorstel spreekt over
een geldlening voor woningbouw. Hoe is het dan mogelijk, dat de
opbrengst van deze lening zal dienen voor kapitaalsverstrekking
aan diverse bedrijven?
Wethouder VAN HOUTEN antwoordt, dat tot April 1950 voor
woningbouw nodig is ongeveer 4.500.000.
In de vorige vergadering is machtiging verleend tot het aan
gaan van een geldlening groot 1.000.000.en zo mogelijk een
lening groot 2.000.000.
Er was dus nog een tekort van 500.000.Door het accepteren
van liet onderhavige voorstel, wordt dit tekort omgezet in een
overschot groot 500.000.Dit overschot wordt besteed aan
kapitaalswerken, die door de bedrijven uitgevoerd moeten worden.
De heer BREKELMANS zegt, dat wethouder van Houten ge
sproken heeft over een rendabel en een onrendabel gedeelte.
Spreker vraagt hoe groot het rendabel of onrendabel gedeelte is.
De VOORZITTER antwoordt, dat de woningbouw op twee
manieren gefinancierd kan worden. Een daarvan is overeenkom
stig de rijksfinancieringsregeling. Op deze wijze worden de wonin
gen in het Montensbos en op de Brink gebouwd. Van de woningen,
die op de Brink gebouwd worden is een vrij groot deel onrendabel
n.l. ongeveer 6000.per woning. Nu probeert de Gemeente dit
bedrag te verkleinen door de rijksbijdrage verhoogd te krijgen of
door middel van bezuinigingen.
De meeste woningen worden gebouwd met rijksbijdragen.
Wethouder VAN HOUTEN zegt, dat over 10 a 15 jaren belang
rijke bedragen te verwachten zijn, wanneer de Rijksbijdragen uit
gekeerd worden.
De heer VERMEULEN merkt op, dat deze bedragen het beeld
van de gemeente-begroting, dienstjaar 1950, toch zeker zullen
beïnvloeden.
Wethouder VAN HOUTEN antwoordt bevestigend.
Met deze bedragen is bij de begroting rekening gehouden.
De VOORZITTER zegt, dat het gemakkelijker werken is met
kasgeldleningen, doch veel gevaarlijker. Een kasgeldlening kost
slechts 1% rente en is dus zeer voordelig. Maar als de wind in deze
financieel onzekere tijd draait, dan zit de Gemeente in een dwang
positie. Het gevolg hiervan kan zijn, dat dan op ongunstige voor
waarden geldleningen gesloten moeten worden.
Zonder verdere bespreking wordt overeenkomstig het
voorstel besloten.