324 16 NOVEMBER 1949 ring waarom het Mej. Hendrickx is, die ontslagen wordt, kan hem bevredigen. Hij heeft zich afgevraagd of er bij een groeiende bevolking aanleiding is onderwijzeres te ontslaan. Is er geen aanleiding zich ongerust te maken over de school, waaraan deze leerkracht verbonden is? Spreker gelooft, dat er iets met deze school moet gebeuren. Er kleven vele fouten aan. Zo is bijv. de verhouding onder het personeel en van het perso neel tot het hoofd der school niet wat het zijn moet. Bovendien gaat het openbaar onderwijs procentsgewijze achteruit. Bij de be grotingsdebatten hoopt spreker hierop nog nader terug te komen. Hij vraagt of wethouder Struycken het met hem eens is, dat de school niet op het gewenste peil tstaat. Welke maatregelen denkt de wethouder te nemen? De heer STUBENROUCH is het wat het eerste punt betreft met de Heer Jongbloed eens. Uit de laatste alinea van het voor stel blijkt toch wel, dat Burgemeester en Wethouders hun uiterste best doen, zoveel mogelijk gebruik te maken van art. 56, 2e lid, der L.O.-wet 1920 om zodoende een zo groot mogelijk aantal on derwijzers aan te houden en het onderwijs op beter peil te brengen. In dit geval is echter geen verandering te brengen. Er moet bij het Departement zoveel mogelijk op geattendeerd worden, dat de Gemeente extra onderwijzers van bijstand nodig heeft. Hij gelooft dat als verschillende gemeenten in Nederland blijk geven prijs te stellen op extra onderwijzers van bijstand en bovendien blijk geven, dat ze aan het openbaar onderwijs de nodige aandacht schenken, het Departement misschien art. 56, 2e lid, der Lager Onderwijswet 1920 in die geest wil doen wijzigen, dat de gemeenten een grotere bevoegdheid krijgen om extra leerkrach ten aan te stellen. De heer BREKELMANS zegt het met de heer Jongbloed eens te zijn. Het feit dat het onderwijspeil van de school aan de Mid dellaan achteruit gaat, is geen nieuws. Wat wordt er echter gel- daan om dit peil te verbeteren? In de raadsvergadering van 21 April 1949 is er reeds de aandacht op gevestigd, dat het peil van die school slecht wals. Spreker wil nu zeggen, dat de school in een deplorabele toestand verkeert. De naam, „openbare lagere school" kan het bijna niet meer dragen. Er ontbreekt veel leer materiaal. De leermiddelen zijn bovendien zeer oud en staan in de oude spelling. De boekjes, die gebruikt worden, dateren uit de jaren 19061914. De leerstof is zeer onvoldoende en wordt door het hoofd der school ook onvoldoende geacht. De boeken van de! bibliotheek zijn te vuil om uit te lenen. Toen spreker vroeg wie hiervan de oor zaak was, haalde het schoolhoofd de schouders op. Spreker is van mening dat de jeugd, die op deze school gaat, misdeeld wordt, aangezien het onderwijspeil op 50% geschat kan worden. Hoe zien de schoollokalen er uit? De wanden der lokalen zitten vol pleisterwerk, zonde|r bijgeschilderd te zijn. Zio'n omgeVjng kan toch niet goed op het kind werken. Er zijn geen platen voor het onderwijs in Natuurkunde. De atlas voor aardrijkskunde dateert uit 1928. Reeds herhaalde malen heeft hij aan het schoolhoofd naar de oorzaak gevraagd. Deze antwoordde, dat een verzoekschrift om schoolbehoeften door het gemeentebestuur totaal genegeerd wordt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1949 | | pagina 324