332 16 NOVEMBER 1949 der subsidieregelingen aan werkinrichtingen voor zwakzinnigen. (Bijlagen 1949, No. 296.) 30. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op een ver zoek om toe te treden als buitengewoon lid der Nederlandse Ver eniging tot bescherming van dieren. (Bijlagen 1949, No. 294.) 31. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het ver strekken ener hypothecaire lening. (Bijlagen 1949, No. 319.) De Raad besluit overeenkomstig dit prae-advies en deze voorstellen. 32. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het aan gaan van een dading met J. Korebrits, expediteur te Breda. (Bij lagen 1949, No. 326.) De heer VAN OYEN vraagt zich af hoe het mogelijk is, dat op 27 Mei 1948 een opdracht gegeven wordt die op 11 Juni d.a.v. wordt opgezegd. De heer VERMEULEN acht het gevaarlijk zich in juridische zaken te mengen, doch deze oplossing bevredigt hem niet. Hij kan niet aan de indruk ontkomen, dat tengevolge van een formele overtreding van de Directeur der Gem. Lichtbedrijven, Korebrits probeert een bepaald bedrag van de Gemeente los te krijgen. Spreker vindt deze handel wijze maar matig. Korebrits vraagt 2000.schadevergoeding. Hierin is een bedrag wegens loonderving begrepen. Hij zal in de tussentijd toch wel gewerkt hebben. De heer Vriens; heeft spreker verklaard dat Korebrits er nooit in geslaagd zou zijn een vergunning van de vakgroep te verkrijgen. Inmiddels heeft Korebrits zijn bedrijf opgeheven, zodat hij momenteel andere zaken doet dan goederenvervoer langs de weg. De heer KRAMERS had het verstandiger gevonden als afge wacht was of Korebrits aan zijn opdracht had kunnen voldoen. Was dat niet het geval geweest, dan had zulks voor hem „wan prestatie" betekend. Spreker acht het niet juist, dat het contract met Korebrits ver broken is, omdat de Directeur der Gsm. Lichtbedrijven slechts in de mening verkeerde, dat Korebrits zijn opdracht niet zou kunnen uitvoeren. Wethouder VAN HOUTEN moet de vorige sprekers gelijk geven. Indien echter de stadsadvocaat adviseert een dading aan te gaan, dan is het verstandig dit advies op te volgen. Het College wist niet dat bedoeld contract afgesloten was noch dat het was geannuleerd. Pas bij de dagvaarding kwam deze af faire aan het licht. Spreker vindt de positie, waarin het College terecht gekomen is, niet erg prettig. De Directeur had zich beter in verbinding kunnen stellen met het Gemeentebestuur, in plaats van het contract te annuleren. In dat geval zou dit niet gebeurt zijn. De juristen zijn van oordeel, dat het gewenst is, deze dading te accepteren.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1949 | | pagina 332