334
16 NOVEMBER 1949
De heer SCHIJEN zegt, dat zijn vraag niet als een strafsysteem
gezien moet worden. Maakt een zakenman een fout, dan kost hem
dat het gehele bedrag. Een ambtenaar is in zo'n geval geen finan-
ciëel belanghebbende, zodat het gewenst is hem voor zijn hande
lingen mede aansprakelijk te stellen.
De VOORZITTER antwoordt, dat, indien de heer Schijen een
parallel wil trekken met een zakenman, de ambtenaar ook deel
genoot moet zijn in de winst.
De heer MEYS is niet tevreden.
Wordt er in de toekomst dezelfde fout gemaakt, dan zou de
Raad het weer moeten accepteren.
Herhaalt zich evenwel zo'n geval, dan zal de Raad zich ernstig
beraden of er in berust zal worden.
De heer JONGBLOED is het niet eens met de heren Schijen en
Meyia. Hier wordt een stok achter dq deur gezet.
Het gebeurt maar al te vaak, dat de mensen geen verantwoor
delijkheid durven te nemen. De gemeenschap heeft veel meer nadeel
van wat niet gedaan wordt, dan van zoiets. Derhalve acht spreker
het principieel fout iemand te remmen in het behartigen van het
gemeentebelang.
Hij wil echter adviseren na te zien wat onder de wettelijke aan
sprakelijkheidsverzekering valt. Mocht dit geval eronder vallen,
dan kan de Gemeente zich in verbinding stellen met de desbetref
fende Maatschappij.
De heer VAN EGERAAT kan niet onderschrijven wat de heer
Jongbloed gezegd heeft. Ongetwijfeld moet men de mensen vrij
laten. Hier is echter geen sprake van verantwoordelijkheid. Dit is
een kwestie van een onmiddellijk foutieve daad. Daarom wil
spreker zich bij het gezegde van de heer Meys aansluiten.
De heer SCHIJEN wil op het door hem gesprokene terug
komen. Dit is inderdaad een zeer duidelijk voorbeeld, maar waar
moet in de toekomst de grens getrokken worden. Wanneer is er
sprake van lichtzinnigheid en wanneer van verkeerd uitgevallen
verantwoordelijkheid? Het treffen van maatregelen zal zeer moei
lijk zijn en practisch niet uit te voeren.
De heer VERHAAK vraagt of het mogelijk is mede te delen,
wat over een dergelijk geval in het ambtenarenreglement vermeld
staat.
Wethouder VAN HOUTEN zegt, dat er al geprobeerd is deze
schade bij de Maatschappij vergoed te krijgen.
De poging is echter mislukt. Spreker vraagt of de Raad er mede
aecoord kan gaan, dat deze zaak in de eerstvolgende stafvergade
ring ter sprake gebracht wordt. De reacties van de Raad zullen
dan kenbaar gemaakt worden, zodat in de toekomst hiermede
rekening gehouden kan worden.
De heer VELDKAMP merkt op, dat het ambtenarenreglement
het toekennen van een berisping of het inhouden van periodieke
verhogingen kent,