348 16 NOVEMBER 1949 per leerling bij het openb. onderwijs zullen toenemen door de on derbezetting en door de meerdere zorg. Daarom is te verwachten dat het kostenbedrag hoger zal oplopen dan f 30.per leerling. Indien dit zo is, dan zullen in de volgende jaren de bijdragen aan de bijz. scholen dus hoger liggen dan hun werkelijke kost,* prijs behoeft te zijn.; Naar hij meent zullen de bijz. scholen dan ook niet te klagen hebben over deze afrekeningsperiode. Indien nu door het instellen van beroep bereikt zou worden, dat niet meer dan de voor het openb. onderwijs gemaakte reële kosten behoe ven te worden betaald tot bij f 24.wordt in de vijfjaarlijkse periode een compensatoire factor verkregen tegen de in volgende jaren te verwachten relatief te hoge uitkering. Daardoor wordt bereikt dat de bijz. scholen ook gemiddeld krijgen waarop zij menen recht te hebben en dat de gemeente niet al te veel meer moet betalen door de bijzondere stijging van de kosten op open baar onderwijs in verband met de daling van het aantal leerlin gen en de onderbezetting en relatieve duurte, welke daarvan het gevolg is. Het beroep wordt dus ingesteld; ten eerste omdat de door Ge deputeerde Staten vastgestelde bijdrage hoger ligt dan de door de gemeente aan het openbaar onderwijs te laste gelegde, welk laatste bedrag als norm moet gelden; ten tweede omdat Gedepu teerde Staten geen motivering geven van hun uitspraak waarbij van de-ze norm wordt afgeweken zodat B. en W. niet weten uit welke factoren de te geringe bijdrage zou volgen; ten derde om dat de laatstelijk aan het College medegedeelde formule waar mede de Inspectie de bijdrage berekende niet op f 28.doch op f 23.a f 24.komt, welk bedrag het College bereid is te geven. Indien nu de schoolbesturen illiquide zouden komen te zitten doordat slechts f 17.is begroot en thans dit bedrag niet kan worden opgetrokken, dan zou het nalaten van beroep te over wegen zijn geweest. Echter zullen in 1950 de bijz. scholen ter afrekening van de vorige 5 jaarlijkse periode nog f 8.per leerling ontvangen als mede nog f 4.per leerling naar aanleiding van een gedeeV- telijk geslaagd beroep in een vorig jaar; zodat illiquiditeit niet is te vrezen. De verhouding AmsterdamB-reda acht spreker geen juiste maatstaf. Amsterdam kan op een luxueuse wijze te werk gaan. Breda evenwel niet. Het is waar, dat Breda aan de lage kant is.i Nu echter het openbaar lager onderwijs bete'r verzorgd zal worden, zullen de kosten stijgen. Wat betreft het niet aanwezig zijn op de zitting bij Gedeputeerde Staten, merkt spreker op, -dat het een slechte gewoonte van Breda is om zoiets schriftelijk af te doen. Hij vindt het beter in den vervolge bij -deze soort behandelingen aanwezig te zijn. Om de kosten van het lager onderwijs nauwkeurig te kunnen vaststellen voor de komende vijf-jaarlijkse periode, acht spreker het gewenst nu bij de Kroon in beroep te gaan. De heer VAN EGERAAT houdt vol, dat in het onderhavige voorstel een paradox staat. Men moet tot de conclusie komen, dat in het voorstel of een inconsequentie of een fout schuilt, In het voorstel staat vermeld, dat de thans door Gedeputeerde Staten vastgestelde bedragen aanmerkelijk uitgaan boven de be-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1949 | | pagina 348