16 NOVEMBER 1949
349
dragen, welke voldoende „moeten worden geacht". Dient dit ech
ter niet te zijn „moesten worden geacht"?
Wethouder STRUYCKEN antwoordt, dat het gaat om een bij
drage, die redelijk wordt geacht, ingevolge de L.O.-wet 1920.
Berekent de gemeente een bedrag van f 24.dan is dit redelijk,
zodat een bedrag van f 28.dan boven het redelijke uitgaat.
De heer JONGBLOED zegt, dat hetgeen wethouder Struycken
naar voren gebracht heeft, hem kan bevredigen. De wetgever
heeft de kosten per leerling van het openbaar onderwijs als basis
gesteld voor het bijzonder onderwijs.
Het openbaar lager onderwijs kan ook niet goedkoper werken
dan het bijzonder lager onderwijs. Als gebleken is, dat de bedrag'en
voor het bijzonder onderwijs te gering zijn, dan is voor het open
baar lager onderwijs ook te weinig geld uitgegeven. Derhalve
behoort het openbaar onderwijs dan hoger opgevoerd te worden,
waarvan het bijzonder onderwijs kan profiteren. Laat de Kroon nu
oordelen, wat nog redelijke? wijze nodig is.
Wethouder STRUYCKEN is van oordeel, dat, wanneer over de
volgende vijf jaren een begroting gemaakt zal worden, de situatio
bevredigend zal zijnj
De heer JONGBLOED heeft er bezwaar tegen, dat voor het
bijzonder onderwijs zo weinig mogelijk uitgegeven wordt en de
gemeente zodoende krenterig is.
De oorzaak ligt echter in de geringe uitgaven voor het openbaar
onderwijs.
De heer DRION zegt, dat de nadere motivering van het beroep
hem allerminst overtuigd heeft.
Het bedrag voor het openbaar onderwijs uitgegeven, blijkt aan
merkelijk beneden de redelijke behoefte te liggen hetwelk door
alle raadsleden wordt betreurd.
Het bijzonder onderwijs behoeft daarvan echter niet de dupe te
worden. Feitelijk doet de vijfjaarlijkse periode daarbij niet ter zake.
Het gaat niet om compensatie doch om datgene, wat rechtens
over 1949 aan het bijzonder onderwijs toekomt, ook al zou dat aan
het openbaar onderwijs helaas onthouden zijn.
Wethouder STRUYCKEN antwoordt, dat het beroep de enig'e
mogelijkheid is om uit deze sfeer te geraken. Wat wordt verstaan
onder redelijke uitgaven voor het bijzonder onderwijs
Dit is het motief om deze kwestie uit te vechten. Spjreker zou
niet in beroep willen gaan, als de bijzondere schoolbesturen met
liquiditeits-moeilijkheden zaten. Doch zulks is niet het g'eval.
Da heer SCHIJEN vraagt of het kernpunt is, of indien Gedepu
teerde Staten een bedrag van f 28.-> vaststellen, dit door de ge
meente uitbetaald moet worden.
Wethouder STRUIJCKEN antwoordt, dat zulks het geval zal
zijn, als d'e gemeente zich bij de beslissing van Gedeputeerde Staten
neerlegt. Het is echter wenselijk de motivering van het door Gede
puteerde Staten vastgestelde bedrag te kennen Ook daarom is
dit voorstel ter tafel gebracht.