34 23 FEBRUARI 1949 Het psychotechnisch onderzoek voor meisjes is in het ter tafel liggende voorstel voorlopig ter zijde gezet. Spreker is van mening, dat het onderzoek ook voor verder studerende meisjes van belang is. Dit zou voor de ouders veel goedkoper zijn dan wanneer ze het onderzoek op eigen kosten moeten laten verrichten. De heer VERHAAK zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter, Het is mogelijk wel vreemd en toch meen ik enkele bezwaren tegen Uw voorstel naar voren te moeten brengen. Ik meen dit te moeten doen in het belang der dubieus-onvolwaardige kinderen, waarover het hier gaat. Ik ben me ook bewust, dat het onderwerp, waarover we hier moeten oordelen, zeer teer en moeilijk is, en een eventuele discussie over deze materie in feite niet in een gemeente raadsvergadering thuishoort. Het onderwerp raakt enerzijds psychologen, onderwijsspecialis- ten en psychiaters en anderzijds de belangen der ouders en de te onderzoeken kinderen. Gezien de moeilijkheid van deze gehele stof, is de tijd uiteraard te kort, om tussen de normale werkzaamheden door, in enige da gen, een iets diepere studie van het onderwerp te maken. Ik wil dan ook volstaan, met enkele oppervlakkige beschouwin gen en opmerkingen te maken naar aanleiding van Uw voorstel. Op de eerste plaats over de waarde van de psychotechniek in het algemeen. Burgemeester en Wethouders zullen het zeker met mij eens zijn, dat dit studievak nog in de kinderschoenen staat, dat het nog steeds verkeert in het stadium van studie. Helaas heeft onze dynamische tijd dit vak te weinig rust gege ven, en wordt de studie, de theorie, maar half voorbereid, in het volle leven geworpen. Het onderwijs en de industrie, onze ambtelijke instanties, het le ger, verwachten er reeds veel meer van, dan in werkelijkheid ge geven kan worden. Vanzelfsprekend met de nodige teleurstellingen voor de instanties, welke het onderzoek aanvragen en de dupering voor diegenen, die zich moeten laten onderzoeken om naar een be paalde functie of opleiding te dingen. Ongeveer iy2 jaar geleden, toen ook dit onderwerp ter sprake kwam heb ik gewaarschuwd tegen het hechten van te grote waarde aan deze psychotechnische onderzoeken. Ik deelde U toen mede, dat ik in de gelegenheid was geweest, de levensloop van een aantal getesten, welke ongeveer 8 jaar geleden waren onderzocht, te kunnen controleren aan de mo mentele toestand; van 25% waren zowel de diagnose als de prog nose niet juist gesteld, en dat betrof nog wel personen van onge veer 2'0 jaar, na de middelbare studie, waarbij dus zowel in de ka rakters, als in de lichamelijke verhoudingen al een min of meer stationaire toestand was ingetreden. Bovendien waren deze onder zoekingen individueel en niet en masse. Als nu bij deze personen, reeds zo weinig waarde gehecht kan worden aan een psychotech nisch onderzoek, hoe zal het dan wel zijn bij kinderen van ong. 12 jaar, met hun nog labiele verhoudingen, hun geestesleven, dat nog geheel gevormd moet worden, zowel in het gezin, als op school, en bij de ontspanning. De wil, het volhardingsvermogen, de besluit vaardigheid, en vele andere geesteseigenschappen welke nog in wording zijn, kunnen nog vrijwel niet in hun conclusie, hun advies tot uitdrukking komen. Uiteraard zal bovendien een advies over beroepskeuze slechts

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1949 | | pagina 34