352 16 NOVEMBER 1949 De heer VAN DEN EEDEN zegt, dat gezien de devaluatie het niet mogelijk zal zijn een loonronde tegen te houden. Aanvankelijk was spreker niet vóór deze salarisverhoging. Na de toelichting is hij er niet tegen. De VOORZITTER zegt, dat wethouder Struycken geen prijs stelt op kinderbijslag. De heer MEYS kan het standpunt van de heer Schijen begrijpen. Spreker merkt op, dat de oorzaak van de devaluatie niet gezocht moet worden in de diverse loonronden, die er geweest zijn. Enge land devalueerde, tengevolge waarvan Nederland economisch verplicht was te volgen, zodat loonronden daar geheel buiten staan. Bij het onderhavige voorstel is slechts sprake van het inhalen van een achterstand. De heer SCHIJEN wenst geen economisch debat. Dat Nederland verplicht was Engeland te volgen, kan slechts een argument voor zijn stelling zijn. Het Nederlandse volk zal zich iets moeten gaan ontzeggen. Wordt er evenwel gehandeld overeenkomstig het onder havige voorstel, dan gaat Nederland bergaf. Dit zal men pas zien, als het Nederlandse volk in het dal terecht gekomen is. Het kan wel zijn, dat in dit geval een achterstand in te halen is of plooien gladgestreken moeten worden, maar het Nederlandse volk wordt tot vervelens toe voorgehouden te sparen en zuinig te zijn. Het voorstel, het salaris der wethouders te verhogen is met dit bezuinigingsstreven in strijd. Spreker kan zijn stem aan het voor stel niet geven. De heer VAN SWOL merkt op, dat de heer Schijen gezegd heeft, dat het Nederlandse volk zich iets moet gaan ontzeggen. Het moet zich echter niet „iets gaan ontzeggen", maar de categorie die hij op het oog heeft „ontzegt zich reeds alles1." De VOORZITTER brengt hierna het voorstel van de heer Meys in stemming. Uit deze stemming blijkt, dat het voorstel met 21 tegen 11 stemmen is aangenomen. Tegen stemden mevr. SlotPlattel en de heren Vermeulen, Verschuren, de Roos, Rattink, Van Egeraat, Toxopeus, Van Swol, Kamphuys, Schijen en Brekelmans. Hierna sluit de Vc Iter de vergadering. De Voorzitter,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1949 | | pagina 352