390 14 DECEMBER 1949 zoverre gunstig willen noemen, dat de onderlinge verhoudingen zowel tussen de verschillende fracties als van de leden individueel goed is te noemen. Dit is op zichzelf verblijdend omdat het de be lofte inhoudt, dat de debatten, die wij gaan voeren, in het teken zullen staan van waardering voor elkanders standpunt. Het beste is in tweede instantie terug te komen op de opmerkingen, die ge maakt zijn door de heer Meijs als voorzitter der K.V.P.-fractie. De raadsverkiezingen, die dit jaar plaats vonden, geven weinig aanleiding tot het houden van nabeschouwingen. Mijn bij de be groting voor 1949 uitgesproken hoop en verwachting, dat de ver kiezingscampagne op een behoorlijk peil zou worden gevoerd, meen ik, dat in vervulling is gegaan. Behoudens kleine uitzonde ringen zijn hierbij geen wanklanken gehoord. Ik wil niet verhelen, dat de uitslag niet heeft beantwoord aan de verwachting, die ik daarvan voor de Partij van de Arbeid heb gekoesterd. Het verlies van twee zetels is inderdaad niet prettig, maar waar de omstan digheden in de landspolitiek ertoe hebben geleid dat van ons volk grote offers moesten worden gevraagd, waarvoor men geneigd is de verantwoordelijkheid op rekening van de Partij van de Arbeid te schuiven en men zich nog maar steeds niet voldoende wil realise ren in welke beroerde toestand ons land verkeerde bij het einde van de wereldoorlog, daar liggen de oorzaken zo voor het grijpen, dat de uitslag geen verwondering behoefde te wekken. Uit het feit, dat ons stemmenpercentage nog iets hoger lag dan bij de daaraanvoorafgaande kamerverkiezing, meen ik te mogen conclu deren, dat althans onze raadsfractie niet ongunstig beoordeeld is. Ik stel er prijs op om te verklaren, dat ik waardeer dat de K.V.P.-fractie, ondanks haar zetelwinst en ons zetelverlies, niet geaarzeld heeft om voor onze fractie wederom een wethouderszetel ter beschikking te stellen en als geheel op onze candidaat daarvoor gestemd heeft. Wat de samenstelling der fracties betreft, deze vertoont belang rijke verschillen met de vorige raad, niet in het minst in de K.V.P. en vooral deze begrotingsdebatten zullen ertoe kunnen bijdragen om te kunnen beoordelen of deze mutaties winst, dan wel verlies betekenen. Dat de communistische partij haar zetel heeft moeten prijsgeven stemt tot voldoening, omdat, hoezeer wij in ons democratisch staatsbestel er prijs op stellen dat elke bevolkingsgroep daaraan deel kan hebben, deze partij dagelijks demonstreert dat zij een uit sluitend deconstructieve politiek voert. Het feit, dat de C.P.N. zetel thans wordt ingenomen door een afgevaardigde van de V.V.D. is ook alweer geheel in de lijn van de politieke constellatie voor het gehele land. Het zou mij te ver voeren hierop in den brede in te gaan, maar wel wil ik er toch met een enkel woord op wijzen dat ik, waar de scheidingslijn in de politiek naar mijn overtuiging niet ligt op de grens van de ver schillende levensbeschouwingen, hoe belangrijk deze op zichzelf mogen zijn, het bestaansrecht van deze partij ten volle erken, doch wel bezwaar heb tegen het feit, dat, waar zij in wezen de kapita listische maatschappijvorm voorstaat, in haar propaganda daar niet voor uitkomt. Haar leuzen van: „Het roer moet om", en „Hebt Gij er ook genoeg van" zijn, gelukkig maar, holle leuzen gebleken, waarover in de partij zelve de moeilijkheden reeds zo groot zijn, dat wij deze voorlopig slechts als belangstellend toeschouwer aan zien. Het besef van verantwoordelijkheid, dat haar fractie dezer dagen in de Tweede Kamer heeft getoond, komt in elk geval in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1949 | | pagina 390