14 DECEMBER 1949 395 met het vragen van credieten. Zo ja, dan heb ik daartegen ernstige bezwaren, omdat dit het begrotingswerk voor een deel illusoir maakt, en bovendien aan de raad de gelegenheid wordt onthou den om aan het ene werk boven het andere de voorkeur te geven. Er zijn in de loop van dit jaar voor tal van uitgaven nieuwe posten aan de begroting toegevoegd, zodat geen onzer van de be groting 1949 meer weet, dan dat de post onvoorziene uitgaven al lang is opgeteerd en men bezig is om het voor het tentoonstel lingsgebouw gereserveerde bedrag ook op te souperen. Een be groting behoort meer te zijn dan een leiddraad. Elke daarop voor komende uitgaafpost draagt het karakter van een limiet, welke slechts bij uitzondering mag worden overschreden, en wanneer zowel Burgemeester en Wethouders, als de raad zich hiervan bewust zijn, dan zal dit de taak van het gemeentebestuur belang rijk ten goede komen en een bepaalde lijn in het financieel beheer betekenen, een lijn, welke thans ontbreekt en waarvoor vooraf gaande planning onontbeerlijk is. Het uittrekken bij de le begro tingswijziging van resp. f 15.000 en f 10.000 voor onderwijsdoel einden, waarvoor in elke raadsvergadering aanvragen in behan deling komen, ligt geheel in die lijn en wanneer Burgemeester en Wethouders zich op het standpunt stellen, dat hiervoor in 1950 deze bedragen maximaal beschikbaar zijn, zodat aanvragen, waar door deze bedragen overschreden zouden worden, tot een volgende begroting moeten worden aangehouden, en ditzelfde gebeurt ook ten aanzien van subsidieaanvragen e.d., welke na de vaststelling der begroting binnenkomen, dan zijn wij een heel eind op de goede weg van een gezond financeel beheer. Dat wij dan herhaaldelijk zullen moeten zeggen: Het spijt ons, maar dit jaar is daarvoor geen geld, vind ik lang niet zo erg dan dat wij het gehele jaar doen alsof geld geen rol speelt. Dit laatste was, Mijnheer de Voor zitter, het tweede punt. Resumerende zijn mijn conclusies de volgende: Ik waardeer het belangrijke werk, dat door Burgemeester en Wethouders in het belang der gemeente wordt verricht; heb, onder enkele voorbehouden, alle respect voor het thans voorgelegde begrotingswerk; stel prijs op de goede onderlinge verhoudingen in deze raad; spreek mijn teleurstelling uit over de weinige belangstelling, die de ingezetenen voor het raadswerk en voor het besturen van de gemeente aan de dag leggen; maan zowel het college als de raad aan om meer dan in de laat ste tijd het geval is geweest een voorzichtige finantiële politiek te voeren stel er prijs op dat Burgemeester en Wethouders alsnog een schema of plan voorleggen, wat zij in de naaste jaren van plan zijn aan de raad voor te stellen met betrekking tot de ve;rdere' op- en uitbouw van onze stad op verschillend terrein; waarschuw voor het stellen van de raad voor voldongen feiten; vraag reeds bij voorbaat de welwillende aandacht voor de on derwerpen, die mijn fractie bij de begrotingsposten ter sprake zal brengen en zal tenslotte gaarne zien, dat aan het einde van de debatten, wanneer de begroting zal zijn vastgesteld, zowel het college als de raad deze begroting voor wat de uitgaven betreft niet als een leiddraad, maar als een limiet beschouwen, welke slechts in hoge uitzonderingsgevallen voor verhoging vatbaar wordt geacht. Mijnheer de Voorzitter, ik dank U.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1949 | | pagina 395