400 14 DECEMBER 1949
de uit 37 leden, moet spreken. Zou men zulks toch doen, dan zou
daarmee de gemeente geen dienst bewezen worden. De Raad heeft
een leidende taak, die niet gering te achten is. De leden van het
College van Burgemeester en Wethouders zijn de vertrouwens
mannen van de Raad, van hen mag worden verwacht, dat zij voor
het gemeentebelang strijden en blijven strijden. Spreker stelt er
prijs op deze gedragslijn te trekken, aangezien het College niet
van plan is zijn typische kracht prijs te geven. De moeilijkheden
variëren voortdurend, zodat slechts door een ongerept vertrouwen
tot stand gebracht kan worden, wat in het belang van de stad tot
stand gebracht moet worden. Vervolgens wil spreker iets zeggen
over zuinigheid. Het College is zich ervan bewust, dat de bevol
king met moeite de belastinggelden opbrengt. Een benepen be
stuur is echter slechts geschikt om een stad onooglijk en ongeluk
kig te maken. Bovendien is het College zich ervan bewust, dat het
met een opstapeling van vaste lasten voorzichtig moet zijn. Zonder
lasten kunnen er echter geen huizen gebouwd worden. De tijd,
waarin gebouwd kan worden, is misschien korter dan men ver
moedt. Wat het instellen van een burgerschapscursus of jeugdraad
betreft, merkt spreker op, dat de burgemeester der gemeente
Zaltbommel hiermede begonnen is. Maar wat in Zaltbommel mo
gelijk is, is niet altijd in Breda mogelijk. De jeugd van Breda is zo
talrijk, dat aan een dergelijk veelomvattend werk niet begonnen
kan worden. De voorbereiding zou reeds veel energie en geld
kosten. Bovendien moeten daarvoor eerst vele overheidsinstanties
doorlopen worden. Spreker is wel genegen voor de jeugd een lezing
te houden over deze materie, doch wil zoiets liever overlaten aan
de standsorganisaties.
Vervolgens zegt spreker, dat de bouw van een badhuis geen
programmapunt moet worden, omdat de Raad voor zoiets te groot
is. Wordt het bouwen van een badhuis noodzakelijk geacht, dan
zal er een gebouwd worden. Bij de huidige woningbouw heeft
iedere woning een badcel, zodat badhuizen eigenlijk uit de tijd zijn.
Wat „planning" betreft, merkt spreker op, dat deze kwestie reeds
herhaaldelijk in het College besproken is. Er waren echter steeds
zoveel urgenter zaken te behandelen, dat er nog geen tijd voor kon
worden gevonden. Bovendien moet men er zich geen grote illusies
over maken."Mën kan een 5- of 10-jarig plan opstellen, doch het
leven is zo bont en er komen vaak zulke ingrijpende nieuwe
ideeën, die in het belang der gemeente aangegrepen moeten wor
den, dat een dergelijk plan grotendeels tot mislukking gedoemd is.
Het College zal de Raad wel eens een papieren plan voorleggen,
ofschoon er niet veel resultaten van te verwachten zijn. De ge
meentebegroting is het plan van het College. Het particulier be
drijf kent zoiets niet.
De heer van Kampen heeft gesproken over de weg achter de
Lange Stallen. Spreker zegt, dat deze zaak zijn hartewens is. Hij
zou niets liever zien, dan dat de ter zake gevoerde onderhandelin
gen zo spoedig mogelijk in een acte verwezenlijkt worden. Het
standpunt van de raad is daarin juist. Op industrialisatie is het
College bedacht. Er komt een tijd, dat het gemeentebestuur zich
zal moeten inspannen om te behouden wat het heeft. De tijd van
industrialisatie is voorbij, ofschoon het College bereid is hiervoor
offers te brengen. Er is een tijd van zaaien en oogsten. De oogst
tijd duurt echter altijd kort.
Spreker wil de heer Sliepen, Directeur van de Vereniging voor