402
14 DECEMBER 1949
konden worden gedaan, wat bij een post onvoorzien van f 70.000.-
vrijwel onmogelijk zou zijn geweest.
De begroting kon ook nu evenals de vorige jaren sluitend worden
gemaakt, zonder een bijzondere uitkering als bedoeld in art. 2 sub.
d. der financiële verhoudingwet. Maar zelfs als de begroting met
een nadelig saldo belast zou zijn geweest, ook dan hadden wij nu
geen aanspraak kunnen maken op een bijzondere uitkering, omdat
deze slechts voor éénmaal werd vastgesteld in 1948. Dat dus het
schrijven van de Minister van Financiën dd. 16 Augustus j.l. voor
wat de begrotingspositie 1950 betreft verademing bracht is duide
lijk. U zult gezien hebben dat de ondernemingsbelasting geraamd
was op een bedrag van f 900.000.en bij bedoeld schrijven ver
hoogd kon worden met f 540.000.-. De andere meevaller is de alge
mene uitkering uit het gemeentefonds groot f 65.590.-.
Beide uitkeringen tezamen geven dus een meerdere opbrengst
van f 605.590.-.
Vast staat evenwel dat voor wat de ondernemingsbelasting aan
gaat, in de volgende jaren deze bron belangrijk minder zal op
brengen, afgezien nog van de vraag wat de aangekondigde belas
ting-herzieningen zullen brengen, die niet alleen betrekking zullen
hebben op de ondernemingsbelasting, maar ook gevolgen kunnen
hebben op de uitkeringen uit het gemeentefonds.
Ten gevolge van de zo even genoemde hogere inkomsten was het
mogelijk verschillende ramingen der uitgaven te herzien. Op hoofd
stuk VIII zijn de posten 944 en 972 respectievelijk verhoogd met
f 95000.- en f 25000.- en dus gebracht van f 328.800.- -f- f 95.000.-
f423.820.- en f60.558.- -f f25000- f85.558.-.
De motivering van deze hogere raming is dat ingevolge de wet
telijke voorschriften het overschrijdingsbedrag in ieder geval aan
de besturen der bijzondere lagere en uitgebreid lagere scholen uit
gekeerd moet worden in het jaar volgende op het jaar waarin de
gemeenterekening over het laatste jaar van het vijfjaarlijkse tijd
vak is vastgesteld. Daar nu de rekening over het jaar 1947 door
Ged. Staten eerst in 1950 vastgesteld zal worden en de uitbetaling
derhalve eerst in 1951 zou kunnen plaats hebben, is het College van
mening dat, nu de gelden op deze gewijzigde begroting beschik
baar zijn, er geen reden aanwezig is met de verrekening te wachten
tot 1951 doch dit te doen geschieden in 1950.
Met deze maatregel zijn wij nu reeds verzekerd dat dergelijk
grote bedragen de begroting 1951 niet zullen belasten. De posten
961A en 988A zijn nieuwe posten en zijn gebracht op f 15.000.-* en
f 10.000.-.
Deze posten zijn op de gewone dienst gebracht omdat het ad
ministratief eenvoudiger is dan de tot nu toe gevolgde werkwijze.
Immers de kosten ingevolge het bepaalde in art. 72 L.O.wet voor
het beschikbaar stellen van schoolmeubelen enz. werden tot heden
altijd gebracht op de Kapitaaldienst, en gedekt door een bijdrage
uit de gewone dienst aan de kapitaaldienst. Geput werd uit de post
onvoorzien.
Het leek ons beter deze uitgave rechtstreeks te brengen op de
gewone dienst.
De post 1166A Stichting tentoonstellingsbouw is opnieuw op de
begroting gebracht.
Hierop kom ik nader terug bij mijn beschouwing over de oude
tekorten.
Post 1220 is alsnog op de begroting gebracht tot een bedrag van
f 17.590.- omdat bij de eerste opzet nog geen rekening was ge-