14 DECEMBER 1949
411
daar gevallen zijn geweest, welke hij niet voor zijn rekening zou
willen nemen, al mag daarbij niet uit het oog worden verloren,
dat men voor een juist oordeel ook alle omstandigheden moet ken
nen. Den Helder bijv. heeft de afwijking volledig gemotiveerd. En
tegenover deze gevallen zijn er ook wel andere voorbeelden te
stellen waarin de K.V.P. geen evenredige vertegenwoordiging
toegepast heeft. Het beste lijkt het Spr. daarop nu verder maar
niet in te gaan. Tenslotte neemt ook de Burgemeester in het Col
lege van Burgemeester en Wethouders een invloedrijke plaats in.
De Burgemeester moet boven de partijen staan en het doet
Spr. genoegen hier de Burgemeester van Breda een compliment
te kunnen maken maar men moet ook weten, wat men aan de
Burgemeester heeft. Dit is een van de redenen, waarom, met
handhaving van de regel der evenredige vertegenwoordiging, een
afwijking toch acceptabel kan zijn.
Overigens is Spr. over het verloop der dingen te Breda tevreden.
De wethouderskwestie, die een tijdlang zo onverkwikkelijk was,
heeft zich gelukkig goed opgelost. Spr. stelt de goede verhou
ding van de raadsleden zeer op prijs en acht dit zeer in het be
lang van de gemeente.
Over de beschouwingen van de Voorzitter wil Spr. het volgende
zeggen. Het is juist, dat men in een verwarde tijd leeft, waarin
men het gevoel kan krijgen, dat er op het ogenblik nog wel ie'tg
te bereiken is, doch dat de gelegenheid daarvoor wellicht spoedig
weer voorbij zal zijn. Het „besteedt de dag" en „stel niet uit tot
morgen" enz., is een goed devies voor een gemeentebestuur, doch
anderzijds wil spreker waarschuwen voor een te veel hooi op de vork
nemen. Een tussenweg zal ook hier wel het beste zijn. Men heeft nu
over en weer van eikaars zienswijze kunnen kennis nemen, doch
helaas heeft de Voorzitter niet willen toezeggen, dat hij de Raad
niet meer voor een fait accompli zal stellen. Spr. wil daartegen
over opmerken, dat de Raad nimmer afstand zal kunnen doen
van zijn recht in alle vrijheid over een voorstel te oordelen, zelfs
al zou daardoor het College van Burgemeester en Wethouders in
moeilijkheden komen.
Het is niet de juiste manier, als Burgemeester en Wethouders
hun gang maar gaan en de Raad later slechta de gelegenheid
krijgt de daden van het College te sanctionneren,
Veel beter zou het zijn, als Burgemeester en Wethouders hun
plannen voor de toekomst tijdig aan de Raad voorlegden, waar
door de Raad in staat zou zijn! mede de richting voor het te vol
gen beleid te kiezen. Spr. ziet het feit, dat men nu slechts ver
gevorderde plannen voorgelegd krijgt, waaraan in feite niets
meer valt te veranderen, als een belemmering voor het raads
werk. De Raad heeft geen overzicht van de plannen meer. Als
voorbeeld noemt Spr. het geval, dat nog enige bruggen zouden
moeten worden gebouwd of hersteld. Als Burgemeester en Wet
houders telkens met een uitgewerkt plan voor één brug komen,
zal de Raad de gelegenheid missen zich erover uit te spreken in
welke volgorde de bruggen zullen worden aangepakt.
De mededelingen over het badhuis acht Spr. teleurstellend. De
suggestie, dat badhuizen min of meer uit de tijd raken, kan spreker
zeker niet onderschrijven. Was het maar zover, zegt hij, dat in
ieder huis een badgelegenheid was. Dat is nog lang niet het geval.
Zelfs in tal van nieuwe woningen wordt tegenwoordig nog geen
badcel gebouwd. De behoeften van de bevolking op dit punt zijn
nog ontstellend groot, Eén badhuis is voor een stad als Breda