14 DECEMBER 1949 413 dit gebied, hebben ook de verhoogde rijksuitkeringen daartoe bij gedragen. Spr. hoopt dat het blijvend zal gelukken, de begroting met een batig slot te doen sluiten.Niet om d'e bate, die daaruit overblijft voor het volgend dienstjaar, maar om het feit, dat de financiële positie van de gemeente dan gezond is. 1950 zal een moeilijk jaar zijn, heeft Wethouder Van Houten ge zegd. Ook de Regering is daarvan doordrongen, getuige de circu laire, welke de Minister van Onderwijs daarover aan de gemeente besturen heeft gezonden. Daarom wil Spr. tot slot zeggen, dat hij deze begroting niet alleen als leidraad voor de te volgen politiek wil zien, maar ook als limiet. De heer VAN KAMPEN acht het antwoord van B. en W. inzake de industrialisatie ook niet geheel bevredigend. Hij meent dat men in dit opzicht niet passief mag zijn. Als er ondernemers zijn, die hun industrie in Breda zouden willen vestigen, moet men die zo veel mogelijk tegemoet komen en een goede service bieden, maar ook er op uittrekken om deze mensen op te sporen. Spr. acht pro paganda daarvoor onmisbaar. Per advertentie en langs andere wegen moet bekend gemaakt worden, dat Breda gronden ter be schikking kan stellen, dat er spoor- en waterwegaansluitingen beschikbaar zijn en dat de nodige vakarbeiders kunnen worden gevonden. De heer TOXOPEUS wil nog gaarne een enkel woord zeggen ten aanzien van de verantwoordingsplicht van B. en W. aan de Raad. Met een variatie op een bekend Romeins citaat, zou men kunen zeggen, het venijn zit in de kop. De Voorzitter beweert, aan de Raad geen verantwoording schuldig te zijn, aangezien hij siechts de besluiten van de Raad ten uitvoer legt. Dit is in strijd met wat de bekende professoren van der Pot en Bool op dit terrein leren. Het heeft Spr. dan ook zeer verbaasd, dat de Voorzitter deze uitlating meende te moeten doen. Dit had Spr. te meer niet verwacht, nu de Voorzitter nog onlangs, n.l. bij het benoemen van een boekhoudkundige voor de gemeente, welke kwestie in feite de Raad niet regardeerde, daarover alle inlichtingen heeft verstrekt. En nu neemt de Voorzitter een tegengestelde houding aan., Indien dit van belang geacht wordt, zal Spr. daarover gaarne uitvoerig debatteren. Tot zijn spijt heeft Spr. de indruk, dat de Voorzitter hem als een lastig man ziet, die het College van B. en W. onder curatele wil stellen, die mee op onderhandeling wil gaan, enz. Dit is echter geenszins Spr.'s bedoeling. Hij heeft slechts de wens uitgesproken, dat in belangrijke zaken door het College geen definitieve stappen worden ondernomen, voordat de Raad de gelegenheid heeft gehad, zich daarover te beraden. De Raad weet dan in welke richting gewerkt wordt. De geestelijke spanning, welke voor het College nodig is, zal daardoor geheel in tact blijven. Wij heb ben, aldus Spr. voldoende vertrouwen in Uw beleid en in Uw ca paciteiten, maar thans is d'e situatie vaak zo, dat een voorstel van B. en W. voor de Raad a prendre ou a laisser is. De Raad kan dan een zaak afstemmen, maar daarmede komen we niet verder. Spr. geeft de verzekering, dat hij niet op zijn raadzetel is gekomen met een een gevoel van machtswellust of met de bedoeling het 't College lastig te maken. Maar de Raad moet door het ontvangen van de nodige inlichtingen tijdig in staat gesteld worden, de draag wijdte van zijn beslissingen te kunnen overzien.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1949 | | pagina 413