14 DECEMBER 1949
417
daan. Het beloofde land zien we wel in de verte liggen, maar wij
zelf zullen daarin niet binnentreden.
De heer VAN GILS zegt het volgende:
'n Keur van sprekers, heeft bij de Alg. Beschouwingen een en
ander naar voren gebracht betreffende het algemeen belang van
onze gemeente.
Nu zijn er nog andere onderwerpen, het algemeen belang van de
gemeente rakende, waarvan niet zo is gesproken en wel de classi
ficatie.
Het antwoord van Burgemeester en Wethouders op de bij het
afdelingsonderzoek gewezen plicht tot het voeren van 'n krachtige
actie, betreffende de indeling van onze gemeente in de 2'e en 3e
klasse van het classificatie besluit, heeft mij ten zeerste bevredigd.
Het is nu voor de 3e maal dat tijdens de behandeling van de be
groting hierover moet worden gesproken omdat het brandend
vraagstuk van de classificatie nog steeds niet is opgelost.
Wij moeten met alle geoorloofde middelen trachten deze zwarte
classificatievlek, welke zulk een minderwaardigheidscomplex op
onze gemeente drukt, uit te wissen, maar ook uit 'n oogpunt van
sociale rechtvaardigheid omdat reeds jaren honderden gezinnen
uit onze gemeente hierdoor worden gedupeerd en indirect nog veel
meer.
Zeker, de Minister heeft wel erkend, dat de grondslagen, waarop
deze classificatie berust, verouderd zijn, doch desondanks blijft
alles nog bij het oude. Men doktert zo wat met staatscommissie's,
doch enig resultaat heeft dit tot op heden niet gebracht.
Het is beschamend, dat 'n stad als Breda, welke zo langzamer
hand naar de 100000 inwoners groeit, gesteld dat deze grond
slagen eens niet verouderd waren op één lijn gesteld wordt met
plaatsjes als 'n Drachten, Avereest, Beilen. Rijsbergen, 's-Grave-
moer, enfin ik zou er U honderden kunnen noemen.
Ik hoop dan ook, dat de Raad een juist begrip zal tonen, dat
deze excessen opgelost moeten worden.
Teneinde dit doel te bereiken zal ik 'n motie indienen, gericht
aan de Minister van Binnenlandse Zaken en waarin o.m. zijn ver
vat de onbillijkheden en wensen deze indeling betreffende.
Mocht de Raad deze motie aannemen, dan verzoek ik U deze
persoonlijk ter kennis van de Minister te brengen.
Motie
De Raad van de gemeente Breda in openbare vergadering bijeen
op 14 December 1949 ter behandeling van de Gemeente Begroting
over het dienstjaar 1950;
gehoord de beraadslagingen betreffende indeling van deze ge
meente voor de bezoldiging van het overheidspersoneel in de twee
de klasse en van het gedeelte, behoord hebbende tot de voormalige
gemeente Princenhage in de derde klasse volgens bijlage H van
het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1948;
overwegende, dat deze toestand, welke reeds sedert meer dan
20 jaar voortbestaat moet worden aangemerkt als verouderd,
onbillijk en in strijd met de sociale- en verdelende rechtvaardigheid;
overwegende, dat deze indeling een gemeente als de onze met
een inwonertal van bijna 90.000 inwoners, onwaardig is;
gelet op de omstandigheid, dat weliswaar het vraagstuk der
classificatie voorwerp van studie uitmaakt in de door de Regering
ingestelde staatscommissie Kruyt, doch dat naar het zich laat aan-